Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Griff

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Griff

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Griff:
  2. greifen:
  3. Wiktionary:
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. griffé:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Griff (Duits) in het Frans

Griff:

Griff [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Griff (Handgriff; Henkel; Trick; )
    la poignée
  2. der Griff (Henkel)
    le portant
    • portant [le ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Griff (Kolben; Henkel; Handgriff)
    le bout; la cornue; la crosse
    • bout [le ~] zelfstandig naamwoord
    • cornue [la ~] zelfstandig naamwoord
    • crosse [la ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Griff (Klinke; Krücke; Hebel; Henkel; Handgriff)
    la poignée; le loquet
    • poignée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • loquet [le ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Griff (Handgriff; Henkel)
    la poignée; le manche
    • poignée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • manche [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Griff:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bout Griff; Handgriff; Henkel; Kolben Ablauf; Abschnitt; Anspielung; Anteil; Ausklang; Auslauf; Beschluß; Ende; Endkampf; Endlauf; Endpunkt; Fingerzeig; Hinweis; Indiz; Schimmer; Spur; Stichwort; Strunk; Stumpf; Stück; Stückchen; Teil; Teilchen; Tip; Wink; Zehenspitze
cornue Griff; Handgriff; Henkel; Kolben Destillationskolben
crosse Griff; Handgriff; Henkel; Kolben
loquet Griff; Handgriff; Hebel; Henkel; Klinke; Krücke Einhämmern eines Bolzens; Handgriff; Henkel; Ohr; Stiel; Tassenohr; Türgriff; Türriegel
manche Griff; Handgriff; Henkel Muff; Ohr; Partie; Satz; Strecke; Tassenohr; Teilstrecke; Ärmel
poignée Griff; Handgriff; Hebel; Henkel; Klinke; Kniff; Krücke; Kunstgriff; Stiel; Trick Faustvoll; Handvoll; Händchen; Ohr; Tassenohr; Topflappen; Ziehpunkt
portant Griff; Henkel

Synoniemen voor "Griff":


Wiktionary: Griff

Griff
noun
  1. im übertragenen Sinne: das Beherrschen einer Aufgabe, oft in der Formulierung: im Griff
  2. derjenige Teil eines Gegenstandes, der dafür vorgesehen ist, dass man ihn ergreift, wenn man den Gegenstand benutzt
Griff
verb
  1. Venir à bout d’une difficulté.
noun
  1. Pièce permettant d'avoir une action manuelle sur un organe mécanique.
Cross Translation:
FromToVia
• Griff → fermoir ↔ clasp — fastener or holder
• Griff → poignée ↔ grip — A handle or other place to grip
• Griff → poignée; manche; manette; levier; tirette; barre de manœuvre; anse; manchon; mancheron; brancard; châsse ↔ handle — part of an object which is held in the hand when used or moved
• Griff → poignée ↔ hilt — grip of a sword

Griff vorm van greifen:

greifen werkwoord (greife, greifst, greift, griff, grifft, gegriffen)

  1. greifen (ergreifen; packen; fangen; )
    prendre; saisir; entendre; attraper; prendre au piège; pincer; s'emparer de
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • entendre werkwoord (entends, entend, entendons, entendez, )
    • attraper werkwoord (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )
    • prendre au piège werkwoord
    • pincer werkwoord (pince, pinces, pinçons, pincez, )
    • s'emparer de werkwoord
  2. greifen
    saisir; attaquer
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • attaquer werkwoord (attaque, attaques, attaquons, attaquez, )
  3. greifen (verhaften; erfassen; fassen; ergreifen)
    arrêter; enchaîner; saisir; écrouer; prendre; mettre en état d'arrestation
    • arrêter werkwoord (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • enchaîner werkwoord (enchaîne, enchaînes, enchaînons, enchaînez, )
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • écrouer werkwoord (écroue, écroues, écrouons, écrouez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
  4. greifen (etwas bekommen; abfangen; fesseln; )
    capturer; attraper; prendre
    • capturer werkwoord (capture, captures, capturons, capturez, )
    • attraper werkwoord (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
  5. greifen (anfassen; festhalten; anpacken; )
    prendre; attraper; se cramponner à; saisir; clouer; empoigner; coller à; s'accrocher à
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • attraper werkwoord (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )
    • se cramponner à werkwoord
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • clouer werkwoord (cloue, cloues, clouons, clouez, )
    • empoigner werkwoord (empoigne, empoignes, empoignons, empoignez, )
    • coller à werkwoord
    • s'accrocher à werkwoord
  6. greifen (festgreifen; anpacken; fassen; packen; begreifen)
    saisir; empoigner; attraper; prendre; s'accrocher à
    • saisir werkwoord (saisis, saisit, saisissons, saisissez, )
    • empoigner werkwoord (empoigne, empoignes, empoignons, empoignez, )
    • attraper werkwoord (attrape, attrapes, attrapons, attrapez, )
    • prendre werkwoord (prends, prend, prenons, prenez, )
    • s'accrocher à werkwoord
  7. greifen (Abnormal intrigieren; grabbeln; backen; )
    obséder; fasciner; captiver
    • obséder werkwoord (obsède, obsèdes, obsédons, obsédez, )
    • fasciner werkwoord (fascine, fascines, fascinons, fascinez, )
    • captiver werkwoord (captive, captives, captivons, captivez, )

Conjugations for greifen:

Präsens
  1. greife
  2. greifst
  3. greift
  4. greifen
  5. greift
  6. greifen
Imperfekt
  1. griff
  2. griffst
  3. griff
  4. griffen
  5. grifft
  6. griffen
Perfekt
  1. habe gegriffen
  2. hast gegriffen
  3. hat gegriffen
  4. haben gegriffen
  5. habt gegriffen
  6. haben gegriffen
1. Konjunktiv [1]
  1. greife
  2. greifest
  3. greife
  4. greifen
  5. greifet
  6. greifen
2. Konjunktiv
  1. griffe
  2. griffest
  3. griffe
  4. griffen
  5. griffet
  6. griffen
Futur 1
  1. werde greifen
  2. wirst greifen
  3. wird greifen
  4. werden greifen
  5. werdet greifen
  6. werden greifen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde greifen
  2. würdest greifen
  3. würde greifen
  4. würden greifen
  5. würdet greifen
  6. würden greifen
Diverses
  1. greife!
  2. greift!
  3. greifen Sie!
  5. gegriffen
  6. greifend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor greifen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter Verschweigen; stil halten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arrêter erfassen; ergreifen; fassen; greifen; verhaften Blut stillen; Gespräch beenden; abbrechen; abhalten; ablassen; abmachen; absetzen; abstellen; anhalten; aufhalten; aufhören; auflegen; ausmachen; ausschalten; ausscheiden; beenden; behindern; beschließen; bestimmen; bremsen; einsperren; enden; entgegenarbeiten; entgegenwirken; entscheiden; etwas aufgeben; fertigbringen; fertigkriegen; fertigmachen; fertigstellen; fesseln; festlegen; festnehmen; festsetzen; halten; hemmen; herunterfahren; hindern; hinhalten; hintertreiben; konterkarieren; schließen; stehenbleiben; stillen; stillsetzen; stillstehen; stocken; stoppen; vereinbaren; verhaften; verspäten; verzichten; verzögern; vollenden; zum Stillstand bringen; zum Stillstand kommen; zurückhalten; zurücktreten
attaquer greifen anfallen; anfechten; angreifen; anpacken; anstürmen; belagern; belästigen; bestürmen; notzüchten; schänden; vergewaltigen; verletzen; überfallen
attraper abfangen; anfassen; anpacken; begreifen; bestricken; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; etwas bekommen; fangen; fassen; fesseln; festgreifen; festhalten; festnehmen; grabbeln; greifen; hervorholen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; zugreifen; überlisten abfangen; aufschnappen; auftragen; aufziehen; bescheißen; davontragen; einsperren; erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; fesseln; festnehmen; foppen; grapschen; hinters Licht führen; irreführen; klemmen; krallen; neppen; schnappen; unterschlagen; unverlangt bekommen; verarschen; verhaften; wegkappern; zum besten haben; zuvorkommen
captiver Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften aneinanderreihen; faszinieren; fesseln; intrigieren; ketten; verketten
capturer abfangen; bestricken; etwas bekommen; fesseln; grabbeln; greifen; hervorholen aufschnappen; aufzeichnen; bekommen; einsperren; erfassen; ergreifen; erwerben; fassen; fesseln; festnehmen; gewinnen; sammeln; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen; verhaften
clouer anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen Nägel einschlagen; annageln; anschlagen; einhämmern; festklammern; festnageln; hämmern; klammern; nageln; schlagen; taxieren; tischlern; veranschlagen
coller à anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen anhängen; ankleben; ankuppeln; anleimen; festklammern; festkleben; klammern; kleben; leimen
empoigner anfassen; anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; packen; zugreifen mit den Händen umfassen; umfassen; umschließen; umspannen
enchaîner erfassen; ergreifen; fassen; greifen; verhaften aneinanderkuppeln; aneinanderreihen; anketten; faszinieren; fesseln; festnehmen; geiseln; gliedern; in Ketten legen; intrigieren; ketten; ordnen; verbinden; verketten; zusammenfügen
entendre abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anhören; auffassen; beabsichtigen; begreifen; bezwecken; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; hinhören; horchen; hören; kapieren; lauschen; realisieren; schicken; schnallen; vernehmen; verstehen; zu Ohren kommen; zuhören
fasciner Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften betören; bezaubern; faszinieren; fesseln; intrigieren
mettre en état d'arrestation erfassen; ergreifen; fassen; greifen; verhaften
obséder Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften faszinieren; fesseln; intrigieren
pincer abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten ausdrücken; auspressen; ausquetschen; drücken; festklemmen; festkneifen; klammern; kneifen; schlagen; schnüren; spannen; umklammern; zudrücken; zukneifen; zupfen; zwicken; zwängen
prendre abfangen; anfassen; anpacken; begreifen; bestricken; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; etwas bekommen; fangen; fassen; fesseln; festgreifen; festhalten; festnehmen; grabbeln; greifen; hervorholen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; zugreifen; überlisten abhandenmachen; abholen; abnehmen; abräumen; absorbieren; akzeptieren; aneinanderreihen; anfangen; anheben; annehmen; ansammeln; anwenden; anwerben; aufheben; aufholen; auflesen; aufnehmen; aufpicken; aufsammeln; aufsaugen; aufschnappen; auslesen; ausschlürfen; auswählen; beginnen; bekommen; benutzen; besetzen; blamieren; ein Geschenk annehmen; einkassieren; einsammeln; einsetzen; einstecken; empfangen; entfernen; entgegenhalten; entnehmen; entwenden; erfassen; ergreifen; erobern; erwerben; etwas holen; fassen; faszinieren; fesseln; fortnehmen; gebrauchen; gewinnen; grapschen; handhaben; hantieren; herauspicken; heraussuchen; hinnehmen; hinterziehen; holen; in Empfang nehmen; intrigieren; jemandem etwas nachtragen; ketten; klauen; klemmen; krallen; nachtragen; nachtragend sein; nehmen; packen; rauben; rügen; schelten; schlucken; selektieren; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen; sichten; sieben; sortieren; starten; stehlen; tadeln; unzugänglich machen; verketten; verleumden; versammeln; veruntreuen; verweisen; verwenden; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegholen; wegkappern; wegnehmen; wegschnappen; werben; zugreifen; zulangen; zurechtweisen; zusammentragen; überfallen
prendre au piège abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten
s'accrocher à anfassen; anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; packen; zugreifen
s'emparer de abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten aneignen; aufschnappen; bekommen; bemächtigen; erfassen; ergreifen; erobern; erwerben; erwischen; fassen; gewinnen; sich einer Sache bemächtigen; sich etwas beschaffen
saisir abfangen; anfassen; anpacken; begreifen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festgreifen; festhalten; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; zugreifen; überlisten abfangen; aneinanderreihen; annehmen; auffangen; aufschnappen; begreifen; bekommen; beschlagnahmen; durchschauen; durchsehen; einsehen; einsperren; einziehen; erfassen; ergreifen; erkennen; erwerben; erwischen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; frappieren; gewinnen; intrigieren; kapieren; ketten; klammern; konfiszieren; mit den Händen umfassen; realisieren; schnallen; umfassen; umklammern; umschließen; umspannen; unterschlagen; verhaften; verketten; verstehen; zugreifen; zulangen; zuvorkommen; zwängen; überfallen
se cramponner à anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen klammern
écrouer erfassen; ergreifen; fassen; greifen; verhaften

Synoniemen voor "greifen":


Wiktionary: greifen

greifen
verb
  1. etwas mit der Hand nehmen, packen, anfassen, festhalten
greifen
verb
  1. sens transitif
  2. prendre et serrer avec le poing.
  3. Prendre vivement.
Cross Translation:
FromToVia
• greifen → serrer ↔ clasp — take hold of; grab tightly
• greifen → empoigner; attraper ↔ grab — to make a sudden grasping or clutching motion (at something)
• greifen → agripper; saisir ↔ grasp — to grip
• greifen → saisir; agripper ↔ grip — to take hold
• greifen → prendre ↔ take — to grab with the hands
• greifen → prendre ↔ nemen — iets vastpakken met de handen
• greifen → saisir; empoigner ↔ grijpen — plotseling iets of iemand beetpakken

Computer vertaling door derden:


Frans

Uitgebreide vertaling voor Griff (Frans) in het Duits

griffé:

griffé bijvoeglijk naamwoord

  1. griffé
    gekrallt

Vertaal Matrix voor griffé:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gekrallt griffé

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0950 seconde
Page rendered in 1.0 seconds