Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
Frans naar Duits: Meer gegevens...
-
animé:
- geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; lebendig; fleißig; gesellig; emsig; lebhaft; munter; eifrig; üppig; flott; vergnüglich; quick; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig; beschäftigt; aktiv; ausgelassen; keck; angeregt; wohlgemut; begeistert; enthusiastisch; beseelt; stürmisch; laut; lärmig; lautstark; beweglich; kräftig; aufgeweckt; schlagfertig; forsch; energisch; kraftvoll; unruhig
-
animer:
- fördern; ermutigen; stimulieren; inspirieren; begeistern; motivieren; unterstützen; anfeuern; aufmuntern; antreiben; ermuntern; anspornen; aktivieren; reanimieren; neu beleben; beleben; animieren; provuzieren; jemanden zu etwas ermuntern; jemand motivieren; eingeben; einflüstern; wecken; anregen; hervorrufen; neubeleben; Wach schütteln; komplimentieren; bejauchzen; feiern; schüren; jubeln; zusprechen; anfachen; zujubeln; anblasen; anschüren; zujauchzen
-
Wiktionary:
- anime → Anime
- animé → rege, gehoben, ausgelassen
- animé → Anime, vital, rege, lebhaft, quicklebendig
- animer → beseelen, Seele einhauchen, beleben
- animer → animieren, ermuntern, ermutigen
- animée → ausgelassen
- animée → lebhaft
Duits
Frans
Uitgebreide vertaling voor Anime (Frans) in het Duits
animé:
-
animé (alerte; turbulent; enjoué; vive; remuant; joyeux; vif; gai; gaiement; avec vivacité; avec animation)
geschäftig; lustig; gedrängt; heiter; geräuschvoll; lebendig; fleißig; gesellig; emsig; lebhaft; munter; eifrig; üppig; flott; vergnüglich; quick; fröhlich; existent; freudvoll; frisch; angeheitert; freudig-
geschäftig bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
gedrängt bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
geräuschvoll bijvoeglijk naamwoord
-
lebendig bijvoeglijk naamwoord
-
fleißig bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
emsig bijvoeglijk naamwoord
-
lebhaft bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
üppig bijvoeglijk naamwoord
-
flott bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
quick bijvoeglijk naamwoord
-
fröhlich bijvoeglijk naamwoord
-
existent bijvoeglijk naamwoord
-
freudvoll bijvoeglijk naamwoord
-
frisch bijvoeglijk naamwoord
-
angeheitert bijvoeglijk naamwoord
-
freudig bijvoeglijk naamwoord
-
-
animé (actif; occupé; agissant; active; travailleur; diligent; activement; affairé; diligemment)
beschäftigt; aktiv; geschäftig; fleißig; emsig; eifrig-
beschäftigt bijvoeglijk naamwoord
-
aktiv bijvoeglijk naamwoord
-
geschäftig bijvoeglijk naamwoord
-
fleißig bijvoeglijk naamwoord
-
emsig bijvoeglijk naamwoord
-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
-
animé (qui parle en gesticulant; avec animation; avec vivacité; avec enjouement)
fröhlich; lebendig; lustig; ausgelassen; emsig; heiter; gesellig; keck; lebhaft; angeregt; vergnüglich; munter; eifrig; quick; wohlgemut-
fröhlich bijvoeglijk naamwoord
-
lebendig bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
ausgelassen bijvoeglijk naamwoord
-
emsig bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
gesellig bijvoeglijk naamwoord
-
keck bijvoeglijk naamwoord
-
lebhaft bijvoeglijk naamwoord
-
angeregt bijvoeglijk naamwoord
-
vergnüglich bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
eifrig bijvoeglijk naamwoord
-
quick bijvoeglijk naamwoord
-
wohlgemut bijvoeglijk naamwoord
-
-
animé (gai; joyeux; joyeuse; joyeusement; gaiement; gaie)
fröhlich; heiter; lustig; begeistert; munter; ausgelassen-
fröhlich bijvoeglijk naamwoord
-
heiter bijvoeglijk naamwoord
-
lustig bijvoeglijk naamwoord
-
begeistert bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
ausgelassen bijvoeglijk naamwoord
-
-
animé (enthousiaste; avec enthousiasme; passionné; enflammé; inspiré)
enthusiastisch; begeistert; beseelt; stürmisch-
enthusiastisch bijvoeglijk naamwoord
-
begeistert bijvoeglijk naamwoord
-
beseelt bijvoeglijk naamwoord
-
stürmisch bijvoeglijk naamwoord
-
-
animé (bruyant; bruyamment; tumultueux; fort; turbulent; à haute voix; tapageur; tumultueuse; criard; tapageuse; brayard; tapageusement)
-
animé (remuant; énergique; vivement; dynamique; vive; vif; actif; avec vivacité; activement; énergiquement; avec beaucoup d'énergie)
-
animé (énergique; dynamique; fort; ferme; alerte)
lebhaft; lebendig; kräftig; aufgeweckt; munter; schlagfertig; forsch; energisch; kraftvoll-
lebhaft bijvoeglijk naamwoord
-
lebendig bijvoeglijk naamwoord
-
kräftig bijvoeglijk naamwoord
-
aufgeweckt bijvoeglijk naamwoord
-
munter bijvoeglijk naamwoord
-
schlagfertig bijvoeglijk naamwoord
-
forsch bijvoeglijk naamwoord
-
energisch bijvoeglijk naamwoord
-
kraftvoll bijvoeglijk naamwoord
-
-
animé (de bonne humeur; pétulant; plein de joie; vif; joyeuse; turbulent; enjoué; ravi; joyeux; très gai; vivement; avec vivacité; transporté de joie; vive; gai; gaie; joyeusement; avec joie; heureux; enchanté; remuant; gaiement; jovial; avec enjouement; alerte; réjouissant; avec animation)
-
animé (agité; nerveuse; affairé; sans relâche; sans repos; actif; nerveux; remuant; turbulent; d'une manière agitée)
Vertaal Matrix voor animé:
Synoniemen voor "animé":
Anime vorm van animer:
animer werkwoord (anime, animes, animons, animez, animent, animais, animait, animions, animiez, animaient, animai, animas, anima, animâmes, animâtes, animèrent, animerai, animeras, animera, animerons, animerez, animeront)
-
animer (stimuler; encourager; provoquer; activer; inciter; inciter à; exciter; aiguiser; attiser; aiguillonner; éperonner; être l'instigateur de)
-
animer (inspirer; vivifier; stimuler; enthousiasmer)
-
animer (inciter; motiver; encourager; inciter à; aviver; exciter; activer; stimuler; aiguillonner)
motivieren; unterstützen; ermutigen; anfeuern; aufmuntern; antreiben; ermuntern; anspornen-
aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
-
animer (activer; stimuler)
-
animer (ranimer; raviver; aviver; vitaliser; vivifier)
-
animer (exhorter; inciter; éperonner; activer; inciter à; presser; exciter; attiser; tisonner)
-
animer (inciter à; provoquer; stimuler; encourager; éperonner; inciter; exciter; aiguiser; activer; attiser; aiguillonner; être l'instigateur de)
provuzieren; jemanden zu etwas ermuntern-
provuzieren werkwoord
-
jemanden zu etwas ermuntern werkwoord
-
-
animer (motiver; encourager; stimuler; aggraver; inciter; éperonner; activer; attiser; ranimer)
motivieren; anfeuern; ermutigen; stimulieren; ermuntern; anspornen; animieren; jemand motivieren-
jemand motivieren werkwoord
-
animer (inspirer; stimuler; vivifier; enthousiasmer; suggérer)
inspirieren; begeistern; eingeben; einflüstern-
einflüstern werkwoord (flüstere ein, flüsterst ein, flüstert ein, flüsterte ein, flüstertet ein, eingeflüstert)
-
animer (stimuler; enflammer; vivifier; activer; raviver)
wecken; aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben-
hervorrufen werkwoord (rufe hervor, rufst hervor, ruft hervor, rief hervor, rieft hervor, hervorgerufen)
-
neubeleben werkwoord
-
animer (réveiller en secouant; inciter; attiser; stimuler)
Wach schütteln-
Wach schütteln werkwoord
-
-
animer (encourager; inciter; applaudir; exciter; activer; attiser; ranimer; acclamer; stimuler; aviver; aiguillonner; ovationner; tisonner; exciter à)
ermutigen; komplimentieren; bejauchzen; feiern; schüren; jubeln; ermuntern; zusprechen; anfachen; aufmuntern; zujubeln; anblasen; anschüren; zujauchzen-
komplimentieren werkwoord (komplimentiere, komplimentierst, komplimentiert, komplimentierte, komplimentiertet, komplimentiert)
-
aufmuntern werkwoord (muntere auf, munterst auf, muntert auf, munterte auf, muntertet auf, aufgemuntert)
-
zujauchzen werkwoord
-
animer
Conjugations for animer:
Présent
- anime
- animes
- anime
- animons
- animez
- animent
imparfait
- animais
- animais
- animait
- animions
- animiez
- animaient
passé simple
- animai
- animas
- anima
- animâmes
- animâtes
- animèrent
futur simple
- animerai
- animeras
- animera
- animerons
- animerez
- animeront
subjonctif présent
- que j'anime
- que tu animes
- qu'il anime
- que nous animions
- que vous animiez
- qu'ils animent
conditionnel présent
- animerais
- animerais
- animerait
- animerions
- animeriez
- animeraient
passé composé
- ai animé
- as animé
- a animé
- avons animé
- avez animé
- ont animé
divers
- anime!
- animez!
- animons!
- animé
- animant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles