Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
Frans naar Duits: Meer gegevens...
- taille:
-
tailler:
- kürzen; schneiden; beschneiden; abkürzen; abschneiden; wetzen; schleifen; schärfen; abschleifen; aushauen; aushacken; knipsen; einschneiden; nach Maß schneiden; zuschneiden; beschränken; limitieren; begrenzen; einschränken; abgrenzen; eindämmen; absperren; umzäunen; einsäumen; abzäunen; stutzen; einkerben; kerben
- Schmisse
- taillé:
-
Wiktionary:
- taille → Gestalt, Statur, Maß, Ausdehnung, Dimension, Abmessung, Ausmaß, Tragweite, Große, Bereich, Fassung, Gehalt, Umfang, Spanne, Größe, Schnitt, Figur
- taille → Größe, Kleidergröße, Konfektionsgröße, Taille, Gürtellinie, Bauch, Maß, Wuchs
- tailler → meißeln, schneiden, hacken, hauen, schleifen
- tailler → beschneiden, einhauen, bearbeiten, hauen, kürzen, nachschneiden, schneiden, stutzen, zurückschneiden, schnitzen
- taillé → geschnitten, geschliffen
Duits
Uitgebreide vertaling voor Taille (Duits) in het Frans
Taille:
Vertaal Matrix voor Taille:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
taille | Taille | Abmessung; Abschnitt; Ausdehnung; Ausmaß; Aussehen; Bedeutung; Beschneidung; Dimension; Einschränkung; Einsparung; Erscheinung; Figur; Format; Gestalt; Größe; Haltung; Hüfte; Kerbholz; Körperlänge; Kürzung; Leisten; Positur; Statur; Taillengröße; Taillenweite; Wuchs; Äußere |
Computer vertaling door derden:
Frans
Uitgebreide vertaling voor Taille (Frans) in het Duits
taille:
-
la taille (format; dimension; mesure; pointure; étendue; mensuration; sens; signification; circonférence)
-
la taille (dimension; mesure; mesurage)
-
la taille
-
la taille
-
la taille (hanche)
-
la taille (hauteur)
-
la taille (forme)
-
la taille (stature; posture)
-
la taille (stature; figure; silhouette; forme; physique)
-
la taille (restriction; tonte; diminution; réduction; économie; réduction de dépenses)
-
la taille (élagage)
-
la taille (tour de taille)
Vertaal Matrix voor taille:
Synoniemen voor "taille":
Wiktionary: taille
taille
Cross Translation:
noun
taille
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• taille | → Größe | ↔ height — height of a standing person or animal |
• taille | → Größe | ↔ size — dimensions or magnitude of a thing |
• taille | → Größe; Kleidergröße; Konfektionsgröße | ↔ size — a specific set of dimensions for clothing |
• taille | → Taille | ↔ waist — part of the body between the pelvis and the stomach |
• taille | → Gürtellinie; Bauch | ↔ middel — het middendeel van het lichaam |
• taille | → Maß | ↔ maat — grootte van kledingstuk/schoen |
• taille | → Taille | ↔ lende — laagste deel van de rug voor het kruis |
• taille | → Wuchs | ↔ leest — gestalte |
• taille | → Größe | ↔ grootte — de mate waarin iets groot is, de afmeting |
Taille vorm van tailler:
tailler werkwoord (taille, tailles, taillons, taillez, taillent, taillais, taillait, taillions, tailliez, taillaient, taillai, taillas, tailla, taillâmes, taillâtes, taillèrent, taillerai, tailleras, taillera, taillerons, taillerez, tailleront)
-
tailler (couper; découper)
-
tailler (couper; entamer; cisailler; mordre)
schneiden; abschneiden-
abschneiden werkwoord (schneide ab, schneidest ab, schneidet ab, schnitt ab, schnittet ab, abgeschnitten)
-
tailler (aiguiser; affûter; polir; affiler; limer)
wetzen; schleifen; schärfen; abschleifen-
abschleifen werkwoord (schleife ab, schleifst ab, schleift ab, schleifte ab, schleiftet ab, abgeschleift)
-
tailler (sculpter; découper; exciser)
-
tailler (coiffer; couper)
-
tailler (façonner aux ciseaux; rogner; égaliser)
abschneiden-
abschneiden werkwoord (schneide ab, schneidest ab, schneidet ab, schnitt ab, schnittet ab, abgeschnitten)
-
-
tailler (couper; ajuster)
nach Maß schneiden; zuschneiden-
nach Maß schneiden werkwoord
-
zuschneiden werkwoord (schneide zu, schneidest zu, schneidet zu, schnitt zu, schnittet zu, zugeschitten)
-
-
tailler (restreindre; limiter; borner; entourer; délimiter; clôturer)
beschränken; limitieren; begrenzen; einschränken; abgrenzen; eindämmen; beschneiden; absperren; umzäunen; einsäumen; abzäunen-
einschränken werkwoord (schränke ein, schränkst ein, schränkt ein, schränkte ein, schränktet ein, eingeschränkt)
-
tailler (couper; découper; raccourcir; donner un coup de ciseaux)
-
tailler (encocher; entailler; scarifier; faire une encoche; graver; inciser; rainurer; rainer)
-
tailler (inciser; encocher; graver; entailler)
Conjugations for tailler:
Présent
- taille
- tailles
- taille
- taillons
- taillez
- taillent
imparfait
- taillais
- taillais
- taillait
- taillions
- tailliez
- taillaient
passé simple
- taillai
- taillas
- tailla
- taillâmes
- taillâtes
- taillèrent
futur simple
- taillerai
- tailleras
- taillera
- taillerons
- taillerez
- tailleront
subjonctif présent
- que je taille
- que tu tailles
- qu'il taille
- que nous taillions
- que vous tailliez
- qu'ils taillent
conditionnel présent
- taillerais
- taillerais
- taillerait
- taillerions
- tailleriez
- tailleraient
passé composé
- ai taillé
- as taillé
- a taillé
- avons taillé
- avez taillé
- ont taillé
divers
- taille!
- taillez!
- taillons!
- taillé
- taillant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor tailler:
Synoniemen voor "tailler":
Wiktionary: tailler
tailler
Cross Translation:
verb
tailler
verb
-
die Oberfläche eines Gegenstandes bearbeiten, zum Beispiel um einen Diamanten in seine Form zu bringen
-
Pflanzenteile zu Zwecken der Gesundheit oder Ästhetik der Pflanze abtrennen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tailler | → einhauen; bearbeiten; hauen | ↔ hew — to chop away at; to whittle down; to mow down |
• tailler | → kürzen; nachschneiden; schneiden; stutzen; zurückschneiden | ↔ trim — to reduce slightly |
• tailler | → schnitzen | ↔ whittle — cut or shape wood with a knife |
taillé:
-
taillé (rusé; malin; raffiné; aiguisé; malicieux; fin; perfide)
link; schlau; berechnend; gerissen; raffiniert; hinterlistig; listig; gewichst; spitzfindig; falsch; gewandt; verschlagen; hinterhältig; verschmitzt; durchtrieben; ausgekocht; abgefeimt-
link bijvoeglijk naamwoord
-
schlau bijvoeglijk naamwoord
-
berechnend bijvoeglijk naamwoord
-
gerissen bijvoeglijk naamwoord
-
raffiniert bijvoeglijk naamwoord
-
hinterlistig bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
gewichst bijvoeglijk naamwoord
-
spitzfindig bijvoeglijk naamwoord
-
falsch bijvoeglijk naamwoord
-
gewandt bijvoeglijk naamwoord
-
verschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
hinterhältig bijvoeglijk naamwoord
-
verschmitzt bijvoeglijk naamwoord
-
durchtrieben bijvoeglijk naamwoord
-
ausgekocht bijvoeglijk naamwoord
-
abgefeimt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor taillé:
Synoniemen voor "taillé":
Wiktionary: taillé
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• taillé | → geschnitten; geschliffen | ↔ cut — of a gem, carved into a shape |
Computer vertaling door derden: