Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Bogen

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Bogen

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Bogen:
  2. Bögen:
  3. biegen:
  4. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bogen (Duits) in het Frans

Bogen:

Bogen [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bogen (Kurve; Rundung; Krümmung; Wölbung)
    la courbe; le courbement
  2. der Bogen (Wölbung; Biegung; Rundung)
    l'arcade; la courbe; la voûte; l'arc; l'arche
    • arcade [la ~] zelfstandig naamwoord
    • courbe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • voûte [la ~] zelfstandig naamwoord
    • arc [le ~] zelfstandig naamwoord
    • arche [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Bogen (Handbogen; Armbrust; Handbögen)
    l'arc
    • arc [le ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Bogen (Geigenbogen)
    l'archet; la radoire; la racloire
    • archet [le ~] zelfstandig naamwoord
    • radoire [la ~] zelfstandig naamwoord
    • racloire [la ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Bogen (Geigenbogen; Streichbogen)
    l'archet
    • archet [le ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Bogen
    la courbure

Vertaal Matrix voor Bogen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arc Armbrust; Biegung; Bogen; Handbogen; Handbögen; Rundung; Wölbung Bogenspannung
arcade Biegung; Bogen; Rundung; Wölbung Bogengewölbe; Gewölbe; Schutzdach; Überdachung
arche Biegung; Bogen; Rundung; Wölbung Arche; Biegung; Ehrung
archet Bogen; Geigenbogen; Streichbogen
courbe Biegung; Bogen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung Beugung; Biegung; Drehung; Krümme; Krümmung; Kurve; Suppe; Windung; Wölbung; Zeug
courbement Bogen; Krümmung; Kurve; Rundung; Wölbung
courbure Bogen Krummheit; Krümme; Krümmung; Reifenflucht; Suppe; Windung; Wölbung; Zeug
racloire Bogen; Geigenbogen
radoire Bogen; Geigenbogen
voûte Biegung; Bogen; Rundung; Wölbung Biegung; Ehrung; Gewölbe; Gewölbebogen; Kuppel; Kuppelgewölbe
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
courbe wellenförmig

Synoniemen voor "Bogen":


Wiktionary: Bogen

Bogen
noun
  1. Typografie: Element der Notenschrift über zwei gleich hohen Noten zur Verlängerung des Tones
  2. Musik: mit Haar bespannter hölzerner Stab zum Bespielen von Saiteninstrumenten
  3. nach bestimmten, meist standardisierten Maßen beschnittenes bzw. geschöpftes Papier
  4. Bauwesen: Bauteil über Öffnungen und Raum zum Tragen darüberliegender Bauteile
  5. allgemein und Mathematik: gekrümmte, in der Regel mathematisch beschreibbare Linie, Kurve
  6. Sport, Jagd, Militär: aus Holz gefertigte und mit einer Sehne versehene Schusswaffe zum Abschießen von Pfeilen
    • Bogen → arc
Bogen
noun
  1. Arme
  2. Partie cintrer d’un pont, d’un aqueduc, d’un viaduc sous laquelle l’eau passer ou sous laquelle circulent les voyageurs.
  3. Courbure en arcade, en demi-cercle.
  4. Détour
Cross Translation:
FromToVia
• Bogen → arc de courbe ↔ arc — geometry: part of a curve
• Bogen → arc ↔ arc — curve
• Bogen → arc; arche ↔ arch — inverted U shape
• Bogen → arc ↔ arch — architectural element
• Bogen → arcade ↔ archway — passageway covered by an arch
• Bogen → arc ↔ bow — weapon used for shooting arrows
• Bogen → arc ↔ bow — bend in a rod or planar surface
• Bogen → archet ↔ bow — rod used for playing stringed instruments

Bögen:

Bögen [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Bögen
    l'arches
    • arches [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Bögen
    l'arcs
    • arcs [le ~] zelfstandig naamwoord

Bögen [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Bögen (Streichbögen)
    l'archets; la radoires
    • archets [le ~] zelfstandig naamwoord
    • radoires [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bögen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arches Bögen
archets Bögen; Streichbögen
arcs Bögen
radoires Bögen; Streichbögen

biegen:

biegen werkwoord (biege, biegst, biegt, bog, bogt, gebogen)

  1. biegen (krummbiegen; beugen; krümmen; umbiegen; verbiegen)
    fléchir; arquer; recourber; cambrer; courber; déjeter
    • fléchir werkwoord (fléchis, fléchit, fléchissons, fléchissez, )
    • arquer werkwoord (arque, arques, arquons, arquez, )
    • recourber werkwoord (recourbe, recourbes, recourbons, recourbez, )
    • cambrer werkwoord (cambre, cambres, cambrons, cambrez, )
    • courber werkwoord (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • déjeter werkwoord
  2. biegen (sichbeugen; beugen; krümmen; )
    plier; recourber; courber; s'incliner; se courber; s'incurver
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
    • recourber werkwoord (recourbe, recourbes, recourbons, recourbez, )
    • courber werkwoord (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • s'incliner werkwoord
    • se courber werkwoord
    • s'incurver werkwoord
  3. biegen (umbiegen; verbiegen)
    infléchir; courber; plier; économiser; replier; incurver
    • infléchir werkwoord (infléchis, infléchit, infléchissons, infléchissez, )
    • courber werkwoord (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
    • économiser werkwoord (économise, économises, économisons, économisez, )
    • replier werkwoord (replie, replies, replions, repliez, )
    • incurver werkwoord
  4. biegen (umbiegen)
    altérer; changer; renverser; modifier
    • altérer werkwoord (altère, altères, altérons, altérez, )
    • changer werkwoord (change, changes, changeons, changez, )
    • renverser werkwoord (renverse, renverses, renversons, renversez, )
    • modifier werkwoord (modifie, modifies, modifions, modifiez, )

Conjugations for biegen:

Präsens
  1. biege
  2. biegst
  3. biegt
  4. biegen
  5. biegt
  6. biegen
Imperfekt
  1. bog
  2. bogst
  3. bog
  4. bogen
  5. bogt
  6. bogen
Perfekt
  1. habe gebogen
  2. hast gebogen
  3. hat gebogen
  4. haben gebogen
  5. habt gebogen
  6. haben gebogen
1. Konjunktiv [1]
  1. biege
  2. biegest
  3. biege
  4. biegen
  5. bieget
  6. biegen
2. Konjunktiv
  1. böge
  2. bögest
  3. böge
  4. bögen
  5. böget
  6. bögen
Futur 1
  1. werde biegen
  2. wirst biegen
  3. wird biegen
  4. werden biegen
  5. werdet biegen
  6. werden biegen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde biegen
  2. würdest biegen
  3. würde biegen
  4. würden biegen
  5. würdet biegen
  6. würden biegen
Diverses
  1. bieg!
  2. biegt!
  3. biegen Sie!
  5. gebogen
  6. biegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor biegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
altérer biegen; umbiegen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; berichtigen; bilden; eintauschen; einwechseln; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; korrigieren; modifizieren; reformieren; revidieren; tauschen; umtauschen; umwandeln; umwechseln; umändern; variieren; verfertigen; vertauschen; verwechseln; verzerren; verändern; wechseln; ändern; überprüfen
arquer beugen; biegen; krummbiegen; krümmen; umbiegen; verbiegen
cambrer beugen; biegen; krummbiegen; krümmen; umbiegen; verbiegen Ehre bezeugen; beugen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen
changer biegen; umbiegen abtragen; abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; austauschen; auswechseln; auswirken; bilden; durcheinanderbringen; durchschütteln; einfallen; einlösen; einspringen; eintauschen; einwechseln; entarten; entfalten; entstehen; erneuern; erneutaufstellen; erneutunterbringen; erschaffen; ersetzen; ersetzt; flattern; herstellen; innovieren; kentern; konvertieren; mengen; mischen; modifizieren; neugestalten; reformieren; renovieren; reorganisieren; restaurieren; stellvertreten; tauschen; tilgen; umgestalten; umsteigen; umtauschen; umwandeln; umwechseln; umändern; variieren; verfertigen; vertauschen; vertreten; verwechseln; verändern; wechseln; wiederaufbauen; wiederherstellen; ändern
courber beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krummbiegen; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen Ehre bezeugen; auswringen; beugen; durchbiegen; durchzechen; einbrechen; einstürzen; hinneigen; knicken; krümmen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen; wringen; zu einer Denkart neigen
déjeter beugen; biegen; krummbiegen; krümmen; umbiegen; verbiegen
fléchir beugen; biegen; krummbiegen; krümmen; umbiegen; verbiegen Ehre bezeugen; auswringen; beugen; durchbiegen; durchzechen; einbrechen; einstürzen; falten; hinneigen; knicken; krümmen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; umfalten; umknicken; verbeugen; verneigen; wringen; zu einer Denkart neigen
incurver biegen; umbiegen; verbiegen
infléchir biegen; umbiegen; verbiegen
modifier biegen; umbiegen abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bearbeiten; berichtigen; bilden; differenzieren; eintauschen; einwechseln; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; konvertieren; korrigieren; modifizieren; nuancieren; reformieren; reorganisieren; revidieren; tauschen; umgestalten; umtauschen; umändern; variieren; verfertigen; verändern; wechseln; ändern; überprüfen
plier beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen Ehre bezeugen; auswringen; beugen; entfalten; falten; falzen; hinneigen; knicken; krümmen; offenfalten; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; umfalten; umknicken; verbeugen; verneigen; wringen; zu einer Denkart neigen; zusammenfalten
recourber beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krummbiegen; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen auswringen; beugen; hinneigen; knicken; krümmen; wringen; zu einer Denkart neigen
renverser biegen; umbiegen ausrutschen; einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; hinunterstossen; hinüberfahren; jemanden zu Fall bringen; kehren; kentern; kippen; mitreißen; modifizieren; purzeln; stolpern; straucheln; stürzen; taumeln; umblasen; umdrehen; umfahren; umfallen; umkehren; umkippen; umreißen; umschlagen; umschütten; umspringen; umstoßen; umstürzen; umwehen; umwerfen; überfahren
replier biegen; umbiegen; verbiegen einfalten; falten; falzen; hochklappen; umfalten; zusammenfalten
s'incliner beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen auswringen; beugen; herablassen; hinneigen; knicken; krümmen; neigen; sich nach vorne beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; verneigen; wringen; zu einer Denkart neigen; überhängen
s'incurver beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen beugen; einstülpen; hinneigen; knicken; krümmen
se courber beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen beugen; hinneigen; knicken; krümmen
économiser biegen; umbiegen; verbiegen Geld auf der Bank tun; ansammeln; aufbewahren; die Ausgaben einschränken; einschränken; ersparen; kürzertreten; mindern; reduzieren; sammeln; scharen; sich einschränken; sicheinschränken; sparen; sparsamer leben; sparsamerleben; vermindern; versammeln; übrigbehalten

Synoniemen voor "biegen":


Wiktionary: biegen

biegen
  1. (transitiv): einen Gegenstand so verformen, dass sich die Krümmung des Gegenstands ändern
biegen
Cross Translation:
FromToVia
• biegen → courber; plier ↔ buigen — krommend vervormen
• biegen → tourner ↔ turn — change one's direction of travel







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0737 seconde
Page rendered in 1.0 seconds