Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Abscheu

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Abscheu

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Abscheu:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Abscheu (Duits) in het Frans

Abscheu:

Abscheu [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Abscheu (Schreck; Furcht; Entsetzen; Bestürzung; Bestürztheit)
    la peur; la frayeur; l'effroi; la terreur
    • peur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • frayeur [la ~] zelfstandig naamwoord
    • effroi [le ~] zelfstandig naamwoord
    • terreur [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Abscheu (Verabscheuung; Greuel; Schrecken; Schrecknis)
    l'horreur; l'épouvante; l'atrocité; l'abomination
  3. der Abscheu (Ekel; Widerwille; Greuel)
    le dégoût; l'aversion; la répulsion

Vertaal Matrix voor Abscheu:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abomination Abscheu; Greuel; Schrecken; Schrecknis; Verabscheuung Greuel; Schaurigkeit; Schrecken; Widerwille
atrocité Abscheu; Greuel; Schrecken; Schrecknis; Verabscheuung Abscheulichkeit; Ekelhaftigkeit; Greuel; Greueltat; Schauerstück; Schaurigkeit; Schrecken; Untat; Widerwille; Widerwärtigkeit
aversion Abscheu; Ekel; Greuel; Widerwille Abneigung; Abstoßen; Abweisen; Antipathie; Feindschaft; Haß; Unlust; Unwille; Widerwille; Widerwilligkeit
dégoût Abscheu; Ekel; Greuel; Widerwille Greuel; Schaurigkeit; Schrecken; Widerwille
effroi Abscheu; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Schreck Angst; Panik; Schrecken; Ängstlichkeit
frayeur Abscheu; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Schreck Angst; Panik; Schrecken; Ängstlichkeit
horreur Abscheu; Greuel; Schrecken; Schrecknis; Verabscheuung Abscheulichkeit; Ekel; Ekelhaftigkeit; Fiesling; Greuel; Schaurigkeit; Scheusal; Schrecken; Unpäßlichkeit; Widerwille; Widerwärtigkeit; widerlicher Mensch; Übelkeit
peur Abscheu; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Schreck Angst; Bangigkeit; Furcht; Panik; Scheu; Schrecken; Ängstlichkeit
répulsion Abscheu; Ekel; Greuel; Widerwille Abstoßen; Abstößlichkeit; Abweisen; Antipathie; Ekelhaftigkeit; Widerwille; Widerwärtigkeit
terreur Abscheu; Bestürztheit; Bestürzung; Entsetzen; Furcht; Schreck Angst; Panik; Schrecken; Schreckensherrschaft; Schreckensregime; Terror
épouvante Abscheu; Greuel; Schrecken; Schrecknis; Verabscheuung Entsetzen; Greuel; Schaurigkeit; Schrecken; Widerwille

Synoniemen voor "Abscheu":


Wiktionary: Abscheu

Abscheu
noun
  1. regional, landschaftlich unterschiedliches Genus: eine starke Abneigung gegen jemanden oder etwas
Abscheu
noun
  1. horreur, dégoût qu’on ressentir pour une personne ou une chose.
  2. Violente antipathie, répugnance.
  3. manque de goût, d’appétit.
  4. physique|fr action de repousser, état de ce qui est repoussé.
Cross Translation:
FromToVia
• Abscheu → abomination ↔ abomination — the feeling of extreme disgust
• Abscheu → exécration ↔ execration — An act or instance of cursing
• Abscheu → dégoût ↔ walging — een sterke weerzin die fysiek gevoeld wordt
• Abscheu → aversion ↔ afschuw — hevige afkeer

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0480 seconde
Page rendered in 1.0 seconds