Knoten: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

knoten:
- attacher; boutonner; nouer
Knoten:
- tumeur; chignon; pelote; touffe; tortillon; noeud; nœud
Wiktionary:
- knoten → nouer
- knoten → nouer
- Knoten → nœud, bosse, enflure, protubérance
- Knoten → chignon, nœud, sommet

Duits

Uitgebreide vertaling voor knoten (Duits) in het Frans

knoten:

knoten werkwoord

knoten (verknoten; verbinden; anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen)
attacher; boutonner; nouer
- attacher werkwoord (attache, attaches, attachons, attachez, attachent, attachais, attachait, attachions, attachiez, attachaient, attachai, attachas, attacha, attachâmes, attachâtes, attachèrent, attacherai, attacheras, attachera, attacherons, attacherez, attacheront)
- boutonner werkwoord (boutonne, boutonnes, boutonnons, boutonnez, boutonnent, boutonnais, boutonnait, boutonnions, boutonniez, boutonnaient, boutonnai, boutonnas, boutonna, boutonnâmes, boutonnâtes, boutonnèrent, boutonnerai, boutonneras, boutonnera, boutonnerons, boutonnerez, boutonneront)
- nouer werkwoord (noue, noues, nouons, nouez, nouent, nouais, nouait, nouions, nouiez, nouaient, nouai, nouas, noua, nouâmes, nouâtes, nouèrent, nouerai, noueras, nouera, nouerons, nouerez, noueront)

Vertaal Matrix voor knoten:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
attacher	anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen; knoten; verbinden; verknoten	Bücher binden; an einander befestigen; anbacken; anbinden; aneinanderreihen; anhaken; anheften; anhängen; anketten; ankleben; anknöpfen; ankoppeln; ankuppeln; anlegen; anleimen; anreihen; anschnallen; aufbinden; aufkleben; aufknoten; aufreien; befestigen; beglaubigen; binden; den Mund verbieten; dokumentieren; einblenden; einschnüren; erpressen; fesseln; festbinden; festhaken; festhalten; festheften; festkleben; festknöpfen; festknüpfen; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; fügen; haften; haken; heften; klammern; kleben; knebeln; knüpfen; koppeln; kuppeln; leimen; pappen; schnüren; umbinden; umwinden; verankern; verbinden; vereinen; vereinigen; verketten; verknoten; verknüpfen; verkuppeln; vertäuen; zubinden; zurren; zusammenbinden; zusammenfügen; zusammenkleben; zusammenlegen; zuschnallen; zuschnüren
boutonner	anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen; knoten; verbinden; verknoten	abschliessen; festknöpfen; schließen; schnüren; verknoten; zuknöpfen; zumachen; zusammenbinden
nouer	anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen; knoten; verbinden; verknoten	anbinden; anheften; anknöpfen; aufbinden; aufhängen; aufknöpfen; aufknüpfen; befestigen; beglaubigen; binden; den Mund verbieten; eintreten; erpressen; fesseln; festbinden; festhaken; festheften; festknöpfen; festknüpfen; festlegen; festmachen; festschnallen; festzurren; geben; heften; heucheln; hängen; knebeln; schnüren; umbinden; umwinden; verknoten; verknüpfen; vorbinden; vormachen; vornehmen; vortun; zubinden; zurren; zusammenbinden

Synoniemen voor "knoten":

knüpfen
durchschlingen; weben

Wiktionary: knoten

knoten

verb

zu einem Knoten schlingen
- knoten → nouer

knoten

verb

lier au moyen d’un nœud, d'un lien.
- nouer → knoten; binden; verbinden

Cross Translation:

From	To	Via
• knoten	→ nouer	↔ knot — form into a knot; tie with knot(s)
• knoten	→ nouer	↔ knopen — een vastzittende lus in een koord, draad of touw maken

Knoten:

Knoten [der ~] zelfstandig naamwoord

der Knoten (Tumor; Geschwulst)
la tumeur
- tumeur [la ~] zelfstandig naamwoord
der Knoten (Haarknoten; Dutt)
le chignon; la pelote; la touffe
- chignon [le ~] zelfstandig naamwoord
- pelote [la ~] zelfstandig naamwoord
- touffe [la ~] zelfstandig naamwoord
der Knoten (Strähne; Knötchen; Knäuel; Dutt; Haarknoten)
la tortillon; le chignon
- tortillon [la ~] zelfstandig naamwoord
- chignon [le ~] zelfstandig naamwoord
der Knoten
le noeud
- noeud [le ~] zelfstandig naamwoord
der Knoten
nœud
- nœud

Vertaal Matrix voor Knoten:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
chignon	Dutt; Haarknoten; Knoten; Knäuel; Knötchen; Strähne
noeud	Knoten	Astlöcher; Dutte; Gabelung; Knorren; Knotenpunkt; Kreuzpunkt; Kreuzung; Kreuzungsstelle; Mittelpunkt; Schnittpunkt; Straßenkreuzung; Stutzer; Verkehrsknotenpunkt
pelote	Dutt; Haarknoten; Knoten	Ball; Ballspiel; Knoten von Wolle; Knäuel; Wickel; strenges Garn
tortillon	Dutt; Haarknoten; Knoten; Knäuel; Knötchen; Strähne
touffe	Dutt; Haarknoten; Knoten	Büschel; Flocke
tumeur	Geschwulst; Knoten; Tumor	Beule; Finne; Höcker; Pickel; Pustel; Schwellung; Wulst
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
nœud	Knoten

Wiktionary: Knoten

Knoten

noun

fest verschlungener Teil eines Fadens oder Seils
- Knoten → nœud
Geschwindigkeitsangabe bei Luft- und Wasserfahrzeugen
- Knoten → nœud

Knoten

noun

enflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion.
- bosse → Anschwellung; Beule; Brausche; Buckel; Höcker; Neigung; Talent; Schwellen; Schwellung; Knolle; Knoten
État de ce qui est enflé (1)
- enflure → Beule; Knolle; Knoten
Enlacement
- nœud → Knoten; Schleife; Schlinge
marine|nocat=1 Unité de mesure
- nœud → Knoten
didactique|fr éminence, saillie.
- protubérance → Beule; Knolle; Knoten

Cross Translation:

From	To	Via
• Knoten	→ chignon	↔ bun — A tight roll of hair worn at the back of the head
• Knoten	→ nœud	↔ knot — looping
• Knoten	→ nœud	↔ knot — tangled clump
• Knoten	→ nœud	↔ knot — nautical unit of speed
• Knoten	→ nœud	↔ node — vertex of a graph
• Knoten	→ sommet	↔ vertex — graph theory: element joined by edges to other vertices

Verwante vertalingen van knoten

Remove Ads

Duitse en Franse zoekresultaten voor: knoten

Uitgebreide vertaling voor knoten (Duits) in het Frans

knoten:

knoten werkwoord

knoten (verknoten; verbinden; anknöpfen; festknöpfen; festknüpfen)

Vertaal Matrix voor knoten:

Synoniemen voor "knoten":

Wiktionary: knoten

Knoten:

Knoten [der ~] zelfstandig naamwoord

der Knoten (Tumor; Geschwulst)

der Knoten (Haarknoten; Dutt)

der Knoten (Strähne; Knötchen; Knäuel; Dutt; Haarknoten)

der Knoten

der Knoten

Vertaal Matrix voor Knoten:

Wiktionary: Knoten

Verwante vertalingen van knoten