Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
- angrenzend:
- angrenzen:
-
Wiktionary:
- angrenzend → contigu, voisin, adjacent, limitrophe, avoisinant
- angrenzen → toucher, toucher à, jouxter, être attenant (à)
- angrenzen → aboutir, abouter, border
Duits
Uitgebreide vertaling voor angrenzend (Duits) in het Frans
angrenzend:
-
angrenzend (anliegend; benachbart)
adjacent; avoisinant; à côté; proche; contigu; voisin; environnant; limitrophe-
adjacent bijvoeglijk naamwoord
-
avoisinant bijvoeglijk naamwoord
-
à côté bijvoeglijk naamwoord
-
proche bijvoeglijk naamwoord
-
contigu bijvoeglijk naamwoord
-
voisin bijvoeglijk naamwoord
-
environnant bijvoeglijk naamwoord
-
limitrophe bijvoeglijk naamwoord
-
-
angrenzend (anliegend; benachbart)
adjacent; limitrophe; avoisinant; voisin-
adjacent bijvoeglijk naamwoord
-
limitrophe bijvoeglijk naamwoord
-
avoisinant bijvoeglijk naamwoord
-
voisin bijvoeglijk naamwoord
-
-
angrenzend (umliegend; anliegend)
adjacent; environnant; avoisinant; voisin; limitrophe; à côté; contigu-
adjacent bijvoeglijk naamwoord
-
environnant bijvoeglijk naamwoord
-
avoisinant bijvoeglijk naamwoord
-
voisin bijvoeglijk naamwoord
-
limitrophe bijvoeglijk naamwoord
-
à côté bijvoeglijk naamwoord
-
contigu bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor angrenzend:
Synoniemen voor "angrenzend":
Wiktionary: angrenzend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• angrenzend | → contigu; voisin; adjacent | ↔ contiguous — adjacent, neighboring |
• angrenzend | → voisin; limitrophe; avoisinant | ↔ aangrenzend — rechtstreeks grenzend aan iets anders |
angrenzend vorm van angrenzen:
-
angrenzen (grenzen an; anliegen)
toucher à; avoisiner; être limitrophe à; toucher; jouxter; être attenant à; côtoyer-
toucher à werkwoord
-
avoisiner werkwoord (avoisine, avoisines, avoisinons, avoisinez, avoisinent, avoisinais, avoisinait, avoisinions, avoisiniez, avoisinaient, avoisinai, avoisinas, avoisina, avoisinâmes, avoisinâtes, avoisinèrent, avoisinerai, avoisineras, avoisinera, avoisinerons, avoisinerez, avoisineront)
-
être limitrophe à werkwoord
-
toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, touchent, touchais, touchait, touchions, touchiez, touchaient, touchai, touchas, toucha, touchâmes, touchâtes, touchèrent, toucherai, toucheras, touchera, toucherons, toucherez, toucheront)
-
jouxter werkwoord
-
être attenant à werkwoord
-
côtoyer werkwoord
-
Conjugations for angrenzen:
Präsens
- grenze an
- grenzt an
- grenzt an
- grenzen an
- grenzt an
- grenzen an
Imperfekt
- grenzte an
- grenztest an
- grenzte an
- grenzten an
- grenztet an
- grenzten an
Perfekt
- habe angegrenzt
- hast angegrenzt
- hat angegrenzt
- haben angegrenzt
- habt angegrenzt
- haben angegrenzt
1. Konjunktiv [1]
- grenze an
- grenzest an
- grenze an
- grenzen an
- grenzet an
- grenzen an
2. Konjunktiv
- grenzete an
- grenzetest an
- grenzete an
- grenzeten an
- grenzetet an
- grenzeten an
Futur 1
- werde angrenzen
- wirst angrenzen
- wird angrenzen
- werden angrenzen
- werdet angrenzen
- werden angrenzen
1. Konjunktiv [2]
- würde angrenzen
- würdest angrenzen
- würde angrenzen
- würden angrenzen
- würdet angrenzen
- würden angrenzen
Diverses
- grenz an!
- grenzt an!
- grenzen Sie an!
- angegrenzt
- angrenzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie