Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Plombe

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Plombe

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Plombe:
Frans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. plombé:
  2. plomber:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Plombe (Duits) in het Frans

Plombe:

Plombe [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Plombe (Zahnfüllung)
    le plombage; le plombage dentaire

Vertaal Matrix voor Plombe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plombage Plombe; Zahnfüllung Abdichtung; Füllmaße; Füllstoff; Füllung; Plombierung; Versiegeln; Versiegelung
plombage dentaire Plombe; Zahnfüllung

Synoniemen voor "Plombe":




Frans

Uitgebreide vertaling voor Plombe (Frans) in het Duits

plombe:


Synoniemen voor "plombe":


Wiktionary: plombe

plombe
adjective
  1. die graue Farbe von Blei habend; in der Farbe von Blei

plombé:

plombé bijvoeglijk naamwoord

  1. plombé (couleur de plomb; gris-bleu)
    bleigrau

Vertaal Matrix voor plombé:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bleigrau couleur de plomb; gris-bleu; plombé

Synoniemen voor "plombé":


Wiktionary: plombé

plombé
adjective
  1. (umgangssprachlich) derb: in Bezug auf eine männliche Person: an einer Geschlechtskrankheit leidend

plomber:

plomber werkwoord (plombe, plombes, plombons, plombez, )

  1. plomber (cacheter; apposer les scellés)
    versiegeln; abschliessen; isolieren; abdichten
    • versiegeln werkwoord (versiegele, versiegelst, versiegelt, versiegelte, versiegeltet, versiegelt)
    • abschliessen werkwoord (schließe ab, schließst ab, schließt ab, schloß ab, schloßet ab, abgeschlossen)
    • isolieren werkwoord (isoliere, isolierst, isoliert, isolierte, isoliertet, isoliert)
    • abdichten werkwoord (dichte ab, dichtest ab, dichtet ab, dichtete ab, dichtetet ab, abgedichtet)
  2. plomber (obturer)
    füllen; plombieren
    • füllen werkwoord (fülle, füllst, füllt, füllte, fülltet, gefüllt)
    • plombieren werkwoord (plombiere, plombierst, plombiert, plombierte, plombiertet, plombiert)
  3. plomber (sonder; viser)
    loten; sondieren; visieren
    • loten werkwoord (lote, lotest, lotet, lotete, lotetet, gelotet)
    • sondieren werkwoord (sondiere, sondierst, sondiert, sondierte, sondiertet, sondiert)
    • visieren werkwoord (visiere, visierst, visiert, visierte, visiertet, visiert)

Conjugations for plomber:

Présent
  1. plombe
  2. plombes
  3. plombe
  4. plombons
  5. plombez
  6. plombent
imparfait
  1. plombais
  2. plombais
  3. plombait
  4. plombions
  5. plombiez
  6. plombaient
passé simple
  1. plombai
  2. plombas
  3. plomba
  4. plombâmes
  5. plombâtes
  6. plombèrent
futur simple
  1. plomberai
  2. plomberas
  3. plombera
  4. plomberons
  5. plomberez
  6. plomberont
subjonctif présent
  1. que je plombe
  2. que tu plombes
  3. qu'il plombe
  4. que nous plombions
  5. que vous plombiez
  6. qu'ils plombent
conditionnel présent
  1. plomberais
  2. plomberais
  3. plomberait
  4. plomberions
  5. plomberiez
  6. plomberaient
passé composé
  1. ai plombé
  2. as plombé
  3. a plombé
  4. avons plombé
  5. avez plombé
  6. ont plombé
divers
  1. plombe!
  2. plombez!
  3. plombons!
  5. plombé
  6. plombant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor plomber:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abdichten apposer les scellés; cacheter; plomber apposer les scellés; boucher; boucler; cacheter; calfater; calfeutrer; clore; colmater; combler des trous; fermer; isoler; obturer; rendre résistant au froid; taper; verrouiller; étancher
abschliessen apposer les scellés; cacheter; plomber apposer les scellés; boucler; boutonner; cacheter; calfeutrer; clore; colmater; fermer; fermer au verrou; obturer; taper; verrouiller
füllen obturer; plomber ajouter; bourrer; combler; embouteiller; emplir; mettre en bouteilles; remplir; se remplir; suppléer
isolieren apposer les scellés; cacheter; plomber apposer les scellés; boucher; boucler; cacheter; calfater; calfeutrer; clore; combler des trous; fermer; isoler; rendre résistant au froid; séparer; verrouiller; étancher
loten plomber; sonder; viser arpenter; jauger; mesurer; sonder
plombieren obturer; plomber
sondieren plomber; sonder; viser cathétériser; sonder; tâter
versiegeln apposer les scellés; cacheter; plomber sceller; traiter avec un produit anti-corrosion
visieren plomber; sonder; viser viser; viser à

Synoniemen voor "plomber":


Wiktionary: plomber

plomber
verb
  1. (transitiv) den Verschluss eines Behältnisses oder eine technische Einrichtung mit einer bleiernen oder metallenen Plombe versiegeln







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0406 seconde
Page rendered in 1.0 seconds