Regieren: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

regieren:
- régir; gouverner; diriger; maîtriser; dominer; commander; ordonner; décréter; assigner; dévouer; charger; sommer; consacrer à; obliger à
Regieren:
- acte de régner; administration; acte de gouverner
Wiktionary:
- regieren → gouverner, régner, surveiller
- regieren → gouverner, régner, régler
- Regieren → commandement, gouvernement, règne

Duits

Uitgebreide vertaling voor regieren (Duits) in het Frans

regieren:

regieren werkwoord (regiere, regierst, regiert, regierte, regiertet, regiert)

regieren (kommandieren; herrschen; befehlen; kontrollieren; gebieten; steuern; lenken; beherrschen)
régir; gouverner; diriger; maîtriser; dominer; commander
- régir werkwoord (régis, régit, régissons, régissez, régissent, régissais, régissait, régissions, régissiez, régissaient, régîmes, régîtes, régirent, régirai, régiras, régira, régirons, régirez, régiront)
- gouverner werkwoord (gouverne, gouvernes, gouvernons, gouvernez, gouvernent, gouvernais, gouvernait, gouvernions, gouverniez, gouvernaient, gouvernai, gouvernas, gouverna, gouvernâmes, gouvernâtes, gouvernèrent, gouvernerai, gouverneras, gouvernera, gouvernerons, gouvernerez, gouverneront)
- diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, dirigent, dirigeais, dirigeait, dirigions, dirigiez, dirigeaient, dirigeai, dirigeas, dirigea, dirigeâmes, dirigeâtes, dirigèrent, dirigerai, dirigeras, dirigera, dirigerons, dirigerez, dirigeront)
- maîtriser werkwoord (maîtrise, maîtrises, maîtrisons, maîtrisez, maîtrisent, maîtrisais, maîtrisait, maîtrisions, maîtrisiez, maîtrisaient, maîtrisai, maîtrisas, maîtrisa, maîtrisâmes, maîtrisâtes, maîtrisèrent, maîtriserai, maîtriseras, maîtrisera, maîtriserons, maîtriserez, maîtriseront)
- dominer werkwoord (domine, domines, dominons, dominez, dominent, dominais, dominait, dominions, dominiez, dominaient, dominai, dominas, domina, dominâmes, dominâtes, dominèrent, dominerai, domineras, dominera, dominerons, dominerez, domineront)
- commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, commandent, commandais, commandait, commandions, commandiez, commandaient, commandai, commandas, commanda, commandâmes, commandâtes, commandèrent, commanderai, commanderas, commandera, commanderons, commanderez, commanderont)
regieren (befehlen; gebieten; auftragen; kommandieren; beauftragen; erlassen; herrschen; beherrschen)
ordonner; décréter; assigner; dévouer; régir; charger; commander; sommer; consacrer à; obliger à; diriger
- ordonner werkwoord (ordonne, ordonnes, ordonnons, ordonnez, ordonnent, ordonnais, ordonnait, ordonnions, ordonniez, ordonnaient, ordonnai, ordonnas, ordonna, ordonnâmes, ordonnâtes, ordonnèrent, ordonnerai, ordonneras, ordonnera, ordonnerons, ordonnerez, ordonneront)
- décréter werkwoord (décrète, décrètes, décrétons, décrétez, décrètent, décrétais, décrétait, décrétions, décrétiez, décrétaient, décrétai, décrétas, décréta, décrétâmes, décrétâtes, décrétèrent, décréterai, décréteras, décrétera, décréterons, décréterez, décréteront)
- assigner werkwoord (assigne, assignes, assignons, assignez, assignent, assignais, assignait, assignions, assigniez, assignaient, assignai, assignas, assigna, assignâmes, assignâtes, assignèrent, assignerai, assigneras, assignera, assignerons, assignerez, assigneront)
- dévouer werkwoord (dévoue, dévoues, dévouons, dévouez, dévouent, dévouais, dévouait, dévouions, dévouiez, dévouaient, dévouai, dévouas, dévoua, dévouâmes, dévouâtes, dévouèrent, dévouerai, dévoueras, dévouera, dévouerons, dévouerez, dévoueront)
- régir werkwoord (régis, régit, régissons, régissez, régissent, régissais, régissait, régissions, régissiez, régissaient, régîmes, régîtes, régirent, régirai, régiras, régira, régirons, régirez, régiront)
- charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, chargent, chargeais, chargeait, chargions, chargiez, chargeaient, chargeai, chargeas, chargea, chargeâmes, chargeâtes, chargèrent, chargerai, chargeras, chargera, chargerons, chargerez, chargeront)
- commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, commandent, commandais, commandait, commandions, commandiez, commandaient, commandai, commandas, commanda, commandâmes, commandâtes, commandèrent, commanderai, commanderas, commandera, commanderons, commanderez, commanderont)
- sommer werkwoord (somme, sommes, sommons, sommez, somment, sommais, sommait, sommions, sommiez, sommaient, sommai, sommas, somma, sommâmes, sommâtes, sommèrent, sommerai, sommeras, sommera, sommerons, sommerez, sommeront)
- consacrer à werkwoord
- obliger à werkwoord
- diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, dirigent, dirigeais, dirigeait, dirigions, dirigiez, dirigeaient, dirigeai, dirigeas, dirigea, dirigeâmes, dirigeâtes, dirigèrent, dirigerai, dirigeras, dirigera, dirigerons, dirigerez, dirigeront)

Conjugations for regieren:

Präsens

regiere
regierst
regiert
regieren
regiert
regieren

Imperfekt

regierte
regiertest
regierte
regierten
regiertet
regierten

Perfekt

habe regiert
hast regiert
hat regiert
haben regiert
habt regiert
haben regiert

1. Konjunktiv [1]

regiere
regierest
regiere
regieren
regieret
regieren

2. Konjunktiv

regierte
regiertest
regierte
regierten
regiertet
regierten

Futur 1

werde regieren
wirst regieren
wird regieren
werden regieren
werdet regieren
werden regieren

1. Konjunktiv [2]

würde regieren
würdest regieren
würde regieren
würden regieren
würdet regieren
würden regieren

Diverses

regier!
regiert!
regieren Sie!
regiert
regierend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor regieren:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sommer		Ankündigen; Anmelden; Ansagen; Anschreiben
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
assigner	auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren	auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; gönnen; herbeirufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen; zuerkennen; zugestehen; zuteilen; zuweisen; überreichen
charger	auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren	Schwerer machen; abfüllen; andicken; anfüllen; anklagen; aufbauschen; aufblasen; aufladen; auftragen; beauftragen; befrachten; beladen; belasten; beschuldigen; beschweren; einladen; elektricität aufladen; elektrizieren; erschweren; insinuieren; laden; schwerer machen; unterstellen; verdächtigen; verladen; verstärken; zustellen; übertreiben
commander	auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; regieren; steuern	Herr sein über; abtrennen; anfordern; anführen; anordnen; auftragen; ausladen; austragen; befehlen; bestellen; diktieren; dirigieren; entreißen; entziehen; führen; gebieten; herrschen über; insHausliefern; kommandieren; leiten; lenken; liefern; senden; steuern; verordnen; vorschreiben; zustellen
consacrer à	auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren	hingeben; widmen
diriger	auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; regieren; steuern	administrieren; anführen; anordnen; ansteuern; befehlen; bewirtschaften; dirigieren; fahren; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; schwindeln; steuern; verordnen; verwalten
dominer	befehlen; beherrschen; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; regieren; steuern	aufwachsen; beherrschen; bezwingen; bezähmen; bändigen; demütigen; die Oberhand haben; dominieren; dämpfen; emporragen; heranwachsen; herrschen; hinausragen; in Zucht halten; mächtiger sein; schalten; unter die Gewalt bringen; unterdrücken; unterwerfen; vorherrschen; wachsen; walten; zurückhalten; zurücknehmen; zähmen; zügeln; überwiegen
décréter	auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren	ankündigen; anordnen; ansagen; befehlen; bekanntmachen; bestimmen; dekretieren; diktieren; etwas erlaßen; verlesen; verordnen; vorschreiben
dévouer	auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren
gouverner	befehlen; beherrschen; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; regieren; steuern	anführen; anordnen; befehlen; bezwingen; bezähmen; die Oberhand haben; dirigieren; führen; gebieten; herrschen; kommandieren; leiten; lenken; mächtiger sein; schalten; steuern; unterdrücken; verordnen; walten; zurückhalten
maîtriser	befehlen; beherrschen; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; regieren; steuern	begreifen; beherrschen; bezwingen; bezähmen; bändigen; demütigen; dominieren; dämpfen; einschränken; herrschen; in Zucht halten; mächtig sein; unter die Gewalt bringen; unterdrücken; unterwerfen; vorherrschen; zurückhalten; zähmen; zügeln; überwiegen
obliger à	auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren	genötigt sein zu
ordonner	auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren	alles auf die Reihe bringen; ankündigen; anordnen; ansagen; auftragen; beauftragen; befehlen; bekanntmachen; bestimmen; diktieren; einen Brief diktieren; etwas erlaßen; führen; gebieten; kommandieren; leiten; lenken; steuern; verlesen; verordnen; vorschreiben
régir	auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; kontrollieren; lenken; regieren; steuern
sommer	auftragen; beauftragen; befehlen; beherrschen; erlassen; gebieten; herrschen; kommandieren; regieren	anmahnen; ansagen; anschreiben; auffordern; aufrufen; dämmern; einberufen; erinnern; ermahnen; fordern; herausfordern; herbeirufen; kundgeben; laden; mahnen; mit Nchdruck daran erinnern; rufen; tagen; vor Gericht laden; vorladen

Synoniemen voor "regieren":

dirigieren; führen; leiten; lotsen
herrschen
kontrollieren; lenken; manövrieren; steuern

Wiktionary: regieren

regieren

verb

Politik: die Herrschaft ausüben, die Macht haben
- regieren → gouverner

regieren

verb

diriger une embarcation à l’aide d’un gouvernail.
- gouverner → herrschen; beherrschen; regieren
exercer le pouvoir souverain dans un état monarchique ; il se dit des princes souverains, même quand ils ne portent pas le titre de roi.
- régner → herrschen; beherrschen; regieren
observer avec attention ; examiner ; contrôler.
- surveiller → herrschen; beherrschen; regieren; kontrollieren; nachsehen; überwachen; achtgeben; aufpassen; beachten; zusehen; aufpassen auf; Obacht geben; Obacht geben auf; beherzigen

Cross Translation:

From	To	Via
• regieren	→ gouverner	↔ govern — to exercise sovereign authority in
• regieren	→ régner	↔ reign — exercise sovereign power
• regieren	→ gouverner; régler	↔ rule — to regulate, be in charge of, make decisions for, reign over

Regieren:

Regieren [das ~] zelfstandig naamwoord

Regieren
l'acte de régner; l'administration; l'acte de gouverner
- acte de régner [le ~] zelfstandig naamwoord
- administration [la ~] zelfstandig naamwoord
- acte de gouverner [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Regieren:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
acte de gouverner	Regieren
acte de régner	Regieren
administration	Regieren	Angestellten; Bewirtschaftung; Eingabe; Gemeindeverwaltung; Gemeindevorstand; Lenkung; Steuerung; Steuervorrichtung; Verabreichung; Verwaltung; Zuführung

Wiktionary: Regieren

Regieren

noun

À trier
- commandement → Regieren; Regierung; Befehl; Behörde; Vorstand; Leitung
action, charge, ou manière de gouverner, de régir, d’administrer quelque chose, en particulier dans le domaine politique.
- gouvernement → Regierung; Regieren
exercice du pouvoir souverain dans un état monarchique.
- règne → Königswürde; Reich; Staat; Regieren; Regierung

Frans

Uitgebreide vertaling voor regieren (Frans) in het Duits

regieren: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

Remove Ads

Duitse en Franse zoekresultaten voor: regieren

Uitgebreide vertaling voor regieren (Duits) in het Frans

regieren:

regieren werkwoord (regiere, regierst, regiert, regierte, regiertet, regiert)

regieren (kommandieren; herrschen; befehlen; kontrollieren; gebieten; steuern; lenken; beherrschen)

regieren (befehlen; gebieten; auftragen; kommandieren; beauftragen; erlassen; herrschen; beherrschen)

Conjugations for regieren:

Präsens

Imperfekt

Perfekt

1. Konjunktiv [1]

2. Konjunktiv

Futur 1

1. Konjunktiv [2]

Diverses

Vertaal Matrix voor regieren:

Synoniemen voor "regieren":

Wiktionary: regieren

Regieren:

Regieren [das ~] zelfstandig naamwoord

Regieren

Vertaal Matrix voor Regieren:

Wiktionary: Regieren

Uitgebreide vertaling voor regieren (Frans) in het Duits

regieren: (*Woord en zin splitter gebruikt)

regieren: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}