Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
-
erregt:
- intensément; vif; fortement; fort; véhément; intense; vivement; lubrique; brûlant; chaud; passionnant; excité; excitant; lascif; chaleureux; sensuel; chaleureuse; lascive; chaleureusement; lascivement; ardent; passionné; chaudement; agité; échauffé; énergiquement; vexé; éveillé; alerte; chauffé; dégourdi; hardiment; irrité; d'une manière agitée; grincheux; de mauvaise humeur; mécontent; contrarié; hargneux; hargneusement; grincheusement; avec hargne; d'un air mécontent; de mauvais poil; susceptible; sensible; énervé; irascible; irritable; excitable; à prendre avec des pincettes; colérique; soupe au lait; passionnément; enthousiaste; enflammé; exalté
- erregen:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor erregt (Duits) in het Frans
erregt:
-
erregt (gewaltsam; heftig; stark; hitzig; feurig; schlimm; kräftig; gereizt; intensiv; hart; inbrünstig)
-
erregt (Seksuell gereitst sein; heiß; geil; hitzig; brünstig; begeistert; aufgeregt; aufgregend; enthusiastisch; gereizt; hingebungsvoll; feurig; glühend; eifrig; entzückt; lüstern; inbrünstig; erregend)
lubrique; brûlant; chaud; passionnant; excité; excitant; lascif; chaleureux; sensuel; chaleureuse; lascive; chaleureusement; lascivement; ardent; passionné; chaudement-
lubrique bijvoeglijk naamwoord
-
brûlant bijvoeglijk naamwoord
-
chaud bijvoeglijk naamwoord
-
passionnant bijvoeglijk naamwoord
-
excité bijvoeglijk naamwoord
-
excitant bijvoeglijk naamwoord
-
lascif bijvoeglijk naamwoord
-
chaleureux bijvoeglijk naamwoord
-
sensuel bijvoeglijk naamwoord
-
chaleureuse bijvoeglijk naamwoord
-
lascive bijvoeglijk naamwoord
-
chaleureusement bijvoeglijk naamwoord
-
lascivement bijvoeglijk naamwoord
-
ardent bijvoeglijk naamwoord
-
passionné bijvoeglijk naamwoord
-
chaudement bijvoeglijk naamwoord
-
-
erregt (agitiert; aufgeregt; erhitzt; aufgeweckt; tüchtig; hitzig; feurig; frisch; lebhaft; munter; lebendig; aufgebracht; quick)
excité; agité; échauffé; vif; énergiquement; vexé; éveillé; alerte; chauffé; dégourdi; hardiment; irrité; d'une manière agitée-
excité bijvoeglijk naamwoord
-
agité bijvoeglijk naamwoord
-
échauffé bijvoeglijk naamwoord
-
vif bijvoeglijk naamwoord
-
énergiquement bijvoeglijk naamwoord
-
vexé bijvoeglijk naamwoord
-
éveillé bijvoeglijk naamwoord
-
alerte bijvoeglijk naamwoord
-
chauffé bijvoeglijk naamwoord
-
dégourdi bijvoeglijk naamwoord
-
hardiment bijvoeglijk naamwoord
-
irrité bijvoeglijk naamwoord
-
d'une manière agitée bijvoeglijk naamwoord
-
-
erregt (verstimmt; mißvergnügt; sauer; aufgeregt; verärgert; ärgerlich; aufgebracht; unzufrieden; erhitzt; säuerlich; unwillig; verdrießlich; kribbelig; mißmutig; agitiert)
grincheux; de mauvaise humeur; mécontent; contrarié; hargneux; irrité; hargneusement; grincheusement; avec hargne; d'un air mécontent-
grincheux bijvoeglijk naamwoord
-
de mauvaise humeur bijvoeglijk naamwoord
-
mécontent bijvoeglijk naamwoord
-
contrarié bijvoeglijk naamwoord
-
hargneux bijvoeglijk naamwoord
-
irrité bijvoeglijk naamwoord
-
hargneusement bijvoeglijk naamwoord
-
grincheusement bijvoeglijk naamwoord
-
avec hargne bijvoeglijk naamwoord
-
d'un air mécontent bijvoeglijk naamwoord
-
-
erregt (irritiert; verärgert; gereizt; angebrannt; reizbar; giftig)
irrité; de mauvais poil; susceptible; sensible; vexé; énervé; hargneux; irascible; irritable; excitable; à prendre avec des pincettes-
irrité bijvoeglijk naamwoord
-
de mauvais poil bijvoeglijk naamwoord
-
susceptible bijvoeglijk naamwoord
-
sensible bijvoeglijk naamwoord
-
vexé bijvoeglijk naamwoord
-
énervé bijvoeglijk naamwoord
-
hargneux bijvoeglijk naamwoord
-
irascible bijvoeglijk naamwoord
-
irritable bijvoeglijk naamwoord
-
excitable bijvoeglijk naamwoord
-
à prendre avec des pincettes bijvoeglijk naamwoord
-
-
erregt (hitzköpfig; kolerisch; leidenschaftlich; heftig; feurig; temperamentvoll)
colérique; irascible; irritable; soupe au lait-
colérique bijvoeglijk naamwoord
-
irascible bijvoeglijk naamwoord
-
irritable bijvoeglijk naamwoord
-
soupe au lait bijvoeglijk naamwoord
-
-
erregt (leidenschaftlich; begeistert; aufgeregt; hitzig; aufgebracht; enthusiastisch; feurig)
passionnément; passionné; excité-
passionnément bijvoeglijk naamwoord
-
passionné bijvoeglijk naamwoord
-
excité bijvoeglijk naamwoord
-
-
erregt (hitzig; leidenschaftlich; feurig; brünstig; hitzköpfig; heißblütig)
enthousiaste; excité; enflammé; exalté-
enthousiaste bijvoeglijk naamwoord
-
excité bijvoeglijk naamwoord
-
enflammé bijvoeglijk naamwoord
-
exalté bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor erregt:
Synoniemen voor "erregt":
erregt vorm van erregen:
-
erregen (prickeln; aufwinden; anregen; stimulieren; anreizen; erhitzen; reizen; schmeicheln; kitzeln; anspornen; aufreizen; knuddeln; kosen)
exciter; allumer; aiguiser; inciter; aiguillonner; picoter; ameuter; piquer; stimuler-
exciter werkwoord (excite, excites, excitons, excitez, excitent, excitais, excitait, excitions, excitiez, excitaient, excitai, excitas, excita, excitâmes, excitâtes, excitèrent, exciterai, exciteras, excitera, exciterons, exciterez, exciteront)
-
allumer werkwoord (allume, allumes, allumons, allumez, allument, allumais, allumait, allumions, allumiez, allumaient, allumai, allumas, alluma, allumâmes, allumâtes, allumèrent, allumerai, allumeras, allumera, allumerons, allumerez, allumeront)
-
aiguiser werkwoord (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, aiguisent, aiguisais, aiguisait, aiguisions, aiguisiez, aiguisaient, aiguisai, aiguisas, aiguisa, aiguisâmes, aiguisâtes, aiguisèrent, aiguiserai, aiguiseras, aiguisera, aiguiserons, aiguiserez, aiguiseront)
-
inciter werkwoord (incite, incites, incitons, incitez, incitent, incitais, incitait, incitions, incitiez, incitaient, incitai, incitas, incita, incitâmes, incitâtes, incitèrent, inciterai, inciteras, incitera, inciterons, inciterez, inciteront)
-
aiguillonner werkwoord (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, aiguillonnent, aiguillonnais, aiguillonnait, aiguillonnions, aiguillonniez, aiguillonnaient, aiguillonnai, aiguillonnas, aiguillonna, aiguillonnâmes, aiguillonnâtes, aiguillonnèrent, aiguillonnerai, aiguillonneras, aiguillonnera, aiguillonnerons, aiguillonnerez, aiguillonneront)
-
picoter werkwoord (picote, picotes, picotons, picotez, picotent, picotais, picotait, picotions, picotiez, picotaient, picotai, picotas, picota, picotâmes, picotâtes, picotèrent, picoterai, picoteras, picotera, picoterons, picoterez, picoteront)
-
ameuter werkwoord (ameute, ameutes, ameutons, ameutez, ameutent, ameutais, ameutait, ameutions, ameutiez, ameutaient, ameutai, ameutas, ameuta, ameutâmes, ameutâtes, ameutèrent, ameuterai, ameuteras, ameutera, ameuterons, ameuterez, ameuteront)
-
piquer werkwoord (pique, piques, piquons, piquez, piquent, piquais, piquait, piquions, piquiez, piquaient, piquai, piquas, piqua, piquâmes, piquâtes, piquèrent, piquerai, piqueras, piquera, piquerons, piquerez, piqueront)
-
stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, stimulent, stimulais, stimulait, stimulions, stimuliez, stimulaient, stimulai, stimulas, stimula, stimulâmes, stimulâtes, stimulèrent, stimulerai, stimuleras, stimulera, stimulerons, stimulerez, stimuleront)
-
-
erregen (betreffen; treffen; berühren; rühren; bewegen; antun)
concerner; regarder; toucher; s'agir de-
concerner werkwoord (concerne, concernes, concernons, concernez, concernent, concernais, concernait, concernions, concerniez, concernaient, concernai, concernas, concerna, concernâmes, concernâtes, concernèrent, concernerai, concerneras, concernera, concernerons, concernerez, concerneront)
-
regarder werkwoord (regarde, regardes, regardons, regardez, regardent, regardais, regardait, regardions, regardiez, regardaient, regardai, regardas, regarda, regardâmes, regardâtes, regardèrent, regarderai, regarderas, regardera, regarderons, regarderez, regarderont)
-
toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, touchent, touchais, touchait, touchions, touchiez, touchaient, touchai, touchas, toucha, touchâmes, touchâtes, touchèrent, toucherai, toucheras, touchera, toucherons, toucherez, toucheront)
-
s'agir de werkwoord
-
-
erregen (auf die Nerven gehen; ärgern; irritieren; stören; belästigen; reizen; prickeln)
énerver; irriter; agacer; piquer; s'irriter-
énerver werkwoord (énerve, énerves, énervons, énervez, énervent, énervais, énervait, énervions, énerviez, énervaient, énervai, énervas, énerva, énervâmes, énervâtes, énervèrent, énerverai, énerveras, énervera, énerverons, énerverez, énerveront)
-
irriter werkwoord (irrite, irrites, irritons, irritez, irritent, irritais, irritait, irritions, irritiez, irritaient, irritai, irritas, irrita, irritâmes, irritâtes, irritèrent, irriterai, irriteras, irritera, irriterons, irriterez, irriteront)
-
agacer werkwoord (agace, agaces, agaçons, agacez, agacent, agaçais, agaçait, agacions, agaciez, agaçaient, agaçai, agaças, agaça, agaçâmes, agaçâtes, agacèrent, agacerai, agaceras, agacera, agacerons, agacerez, agaceront)
-
piquer werkwoord (pique, piques, piquons, piquez, piquent, piquais, piquait, piquions, piquiez, piquaient, piquai, piquas, piqua, piquâmes, piquâtes, piquèrent, piquerai, piqueras, piquera, piquerons, piquerez, piqueront)
-
s'irriter werkwoord
-
-
erregen (treffen; berühren; schlagen; rühren; besiegen; betreffen; bewegen; antun)
toucher; atteindre; battre-
toucher werkwoord (touche, touches, touchons, touchez, touchent, touchais, touchait, touchions, touchiez, touchaient, touchai, touchas, toucha, touchâmes, touchâtes, touchèrent, toucherai, toucheras, touchera, toucherons, toucherez, toucheront)
-
atteindre werkwoord (atteins, atteint, atteignons, atteignez, atteignent, atteignais, atteignait, atteignions, atteigniez, atteignaient, atteignis, atteignit, atteignîmes, atteignîtes, atteignirent, atteindrai, atteindras, atteindra, atteindrons, atteindrez, atteindront)
-
battre werkwoord (bats, bat, battons, battez, battent, battais, battait, battions, battiez, battaient, battis, battit, battîmes, battîtes, battirent, battrai, battras, battra, battrons, battrez, battront)
-
-
erregen (bewegen; aufregen; beunruhigen; schüren; anschüren)
agiter; attiser; remuer; mettre en émoi; pousser; bouger-
agiter werkwoord (agite, agites, agitons, agitez, agitent, agitais, agitait, agitions, agitiez, agitaient, agitai, agitas, agita, agitâmes, agitâtes, agitèrent, agiterai, agiteras, agitera, agiterons, agiterez, agiteront)
-
attiser werkwoord (attise, attises, attisons, attisez, attisent, attisais, attisait, attisions, attisiez, attisaient, attisai, attisas, attisa, attisâmes, attisâtes, attisèrent, attiserai, attiseras, attisera, attiserons, attiserez, attiseront)
-
remuer werkwoord (remue, remues, remuons, remuez, remuent, remuais, remuait, remuions, remuiez, remuaient, remuai, remuas, remua, remuâmes, remuâtes, remuèrent, remuerai, remueras, remuera, remuerons, remuerez, remueront)
-
mettre en émoi werkwoord
-
pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
bouger werkwoord (bouge, bouges, bougeons, bougez, bougent, bougeais, bougeait, bougions, bougiez, bougeaient, bougeai, bougeas, bougea, bougeâmes, bougeâtes, bougèrent, bougerai, bougeras, bougera, bougerons, bougerez, bougeront)
-
Conjugations for erregen:
Präsens
- errege
- erregst
- erregt
- erregen
- erregt
- erregen
Imperfekt
- erregte
- erregtest
- erregte
- erregten
- erregtet
- erregten
Perfekt
- habe erregt
- hast erregt
- hat erregt
- haben erregt
- habt erregt
- haben erregt
1. Konjunktiv [1]
- errege
- erregest
- errege
- erregen
- erreget
- erregen
2. Konjunktiv
- erregte
- erregtest
- erregte
- erregten
- erregtet
- erregten
Futur 1
- werde erregen
- wirst erregen
- wird erregen
- werden erregen
- werdet erregen
- werden erregen
1. Konjunktiv [2]
- würde erregen
- würdest erregen
- würde erregen
- würden erregen
- würdet erregen
- würden erregen
Diverses
- erreg!
- erregt!
- erregen Sie!
- erregt
- erregend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor erregen:
Synoniemen voor "erregen":
Wiktionary: erregen
erregen
Cross Translation:
verb
erregen
-
etwas hervorrufen, anregen, stimulieren, aktivieren, einen Zustand erzeugen, etwas erwecken, einen bestimmten auffälligen Zustand erzeugen, erwecken
- erregen → exciter
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• erregen | → exciter; émoustiller | ↔ arouse — to sexually stimulate |
• erregen | → exciter | ↔ excite — to arouse or bring out (eg feelings); to stimulate |
• erregen | → exciter | ↔ excite — to stir the emotions of |
• erregen | → exciter; émoustiller | ↔ thrill — suddenly excite someone, or to give someone great pleasure; to electrify |
• erregen | → générer | ↔ opwekken — doen ontstaan |
Computer vertaling door derden: