Weggehen: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

weggehen:
- partir; sortir; abandonner; quitter; se retirer; démissionner; se désaffilier; abdiquer; s'en aller
Weggehen:
- départ; fait de s'en aller
Weg gehen:
- départ; démission
Wiktionary:
- weggehen → partir, disparaître, sortir
- weggehen → disparaitre, s'en aller, partir, dégager, décamper, ficher le camp, décaniller, se tirer, se barrer, se tailler, se casser

Duits

Uitgebreide vertaling voor weggehen (Duits) in het Frans

weggehen:

weggehen werkwoord (gehe weg, gehst weg, geht weg, ging weg, ginget weg, weggegangen)

weggehen (fortgehen; austreten; ausscheiden)
partir; sortir; abandonner; quitter; se retirer; démissionner; se désaffilier; abdiquer; s'en aller
- partir werkwoord (pars, part, partons, partez, partent, partais, partait, partions, partiez, partaient, partis, partit, partîmes, partîtes, partirent, partirai, partiras, partira, partirons, partirez, partiront)
- sortir werkwoord (sors, sort, sortons, sortez, sortent, sortais, sortait, sortions, sortiez, sortaient, sortis, sortit, sortîmes, sortîtes, sortirent, sortirai, sortiras, sortira, sortirons, sortirez, sortiront)
- abandonner werkwoord (abandonne, abandonnes, abandonnons, abandonnez, abandonnent, abandonnais, abandonnait, abandonnions, abandonniez, abandonnaient, abandonnai, abandonnas, abandonna, abandonnâmes, abandonnâtes, abandonnèrent, abandonnerai, abandonneras, abandonnera, abandonnerons, abandonnerez, abandonneront)
- quitter werkwoord (quitte, quittes, quittons, quittez, quittent, quittais, quittait, quittions, quittiez, quittaient, quittai, quittas, quitta, quittâmes, quittâtes, quittèrent, quitterai, quitteras, quittera, quitterons, quitterez, quitteront)
- se retirer werkwoord
- démissionner werkwoord (démissionne, démissionnes, démissionnons, démissionnez, démissionnent, démissionnais, démissionnait, démissionnions, démissionniez, démissionnaient, démissionnai, démissionnas, démissionna, démissionnâmes, démissionnâtes, démissionnèrent, démissionnerai, démissionneras, démissionnera, démissionnerons, démissionnerez, démissionneront)
- se désaffilier werkwoord
- abdiquer werkwoord (abdique, abdiques, abdiquons, abdiquez, abdiquent, abdiquais, abdiquait, abdiquions, abdiquiez, abdiquaient, abdiquai, abdiquas, abdiqua, abdiquâmes, abdiquâtes, abdiquèrent, abdiquerai, abdiqueras, abdiquera, abdiquerons, abdiquerez, abdiqueront)
- s'en aller werkwoord

Conjugations for weggehen:

Präsens

gehe weg
gehst weg
geht weg
gehen weg
geht weg
gehen weg

Imperfekt

ging weg
gingst weg
ging weg
gingen weg
ginget weg
gingen weg

Perfekt

bin weggegangen
bist weggegangen
ist weggegangen
sind weggegangen
seid weggegangen
sind weggegangen

1. Konjunktiv [1]

gehe weg
gehest weg
gehe weg
gehen weg
gehet weg
gehen weg

2. Konjunktiv

ginge weg
gingest weg
ginge weg
gingen weg
ginget weg
gingen weg

Futur 1

werde weggehen
wirst weggehen
wird weggehen
werden weggehen
werdet weggehen
werden weggehen

1. Konjunktiv [2]

würde weggehen
würdest weggehen
würde weggehen
würden weggehen
würdet weggehen
würden weggehen

Diverses

geh weg!
geht weg!
gehen Sie weg!
weggegangen
weggehend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor weggehen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
abandonner	ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen	abbestellen; abbrechen; abfallen; abhängen; abkoppeln; ablehnen; abreisen; absagen; abschlagen; absehen; abtrennen; annulieren; aufbrechen; aufgeben; aufheben; ausfallen; ausscheiden; ausschlagen; einstellen; entkoppeln; etwas aufgeben; fortreisen; im Stich lassen; in den Sack hauen; loshaken; loskoppeln; rückgängig machen; seineZelteabbrechen; stornieren; streichen; verlassen; verwerfen; verzichten; wegfahren; wegreisen; zurücktreten; zurückweisen
abdiquer	ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen	aus dem amt treten; entschlafen; im Sterben liegen; sterben; umkommen; zugrunde gehen
démissionner	ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen	aus dem amt treten
partir	ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen	abfahren; abreisen; absegeln; anfangen; anheben; aufbrechen; aufnehmen; aus dem amt treten; ausfahren; ausreißen; aussegeln; beginnen; davoneilen; einfetten; einschiffen; einschmieren; einsetzen; entkommen; entschlafen; fetten; fliehen; flüchten; fortfahren; fortreisen; fortrennen; gehen; im Sterben liegen; losfahren; schmieren; seineZelteabbrechen; sich aufmachen; starten; sterben; umkommen; verlassen; wegfahren; weglaufen; wegreisen; zugrunde gehen; ölen
quitter	ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen	abfahren; abreisen; aufbrechen; aus dem amt treten; ausfahren; beenden; einfetten; einschiffen; einschmieren; fetten; fortfahren; fortreisen; im Stich lassen; losfahren; schmieren; seineZelteabbrechen; verlassen; wegfahren; wegreisen; ölen
s'en aller	ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen	abfahren; abhauen; abkratzen; abreisen; abzischen; abzwitschen; aufbrechen; aus dem amt treten; ausfahren; ausreißen; davoneilen; desertieren; durchbrennen; durchgehen; einfetten; einschiffen; einschmieren; entkommen; entweichen; entwischen; fetten; fliehen; flüchten; fortfahren; fortreisen; fortrennen; losfahren; schmieren; seineZelteabbrechen; sich zum Teufel scheren; verlassen; wegfahren; weglaufen; wegreisen; ölen
se désaffilier	ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen
se retirer	ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen	abhauen; abkratzen; abmarschieren; abtreten; abzischen; abzwitschen; aus dem Amt scheiden; aus dem amt treten; ausrollen; ausscheiden; austreten; einmarschieren lassen; entrollen; sich entfernen; sich zum Teufel scheren; sich zurückziehen; sichzurückziehen; zurücktreten
sortir	ausscheiden; austreten; fortgehen; weggehen	ausbeulen; ausgeben; ausgehen; ausheben; ausholen; ausnehmen; ausräumen; aussteigen; bummeln; gehen; herausnehmen; herausquellen; hervorbringen; hervorquellen; hervorstehen; im Schritt gehen; leermachen; ludern; schreiten; stapfen; steigen
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sortir		herauskommen; herausströmen

Synoniemen voor "weggehen":

Fisch machen; Biege machen; Flatter machen; Fliege machen; Flucht ergreifen; Rückzieher machen; aus dem Staub machen; davon machen; entfernen; rausscheren; vom Acker machen; zurückziehen; abhauen; abspringen; ausbüchsen; Fersengeld geben; fliehen; flüchten; türmen; verschwinden
aus dem Weg gehen; ausweichen; Platz machen; zur Seite gehen; zur Seite springen
abdampfen; abzischen; entschwinden; fortgehen; Leine ziehen; sich davon machen; sich verziehen; trollen; verduften; verdünnisieren
den Rücken zukehren; abwenden; verlassen
kündigen

Wiktionary: weggehen

weggehen

verb

sich entfernen; einen Ort verlassen
- weggehen → partir; disparaître

weggehen

verb

passer du dedans vers le dehors
- sortir → hinausgehen; weggehen

Cross Translation:

From	To	Via
• weggehen	→ disparaitre	↔ go — to disappear (jump)
• weggehen	→ s'en aller; partir	↔ go away — to depart or leave a place
• weggehen	→ partir	↔ leave — To depart (intransitive)
• weggehen	→ dégager; décamper; ficher le camp; décaniller; se tirer; se barrer; se tailler; se casser	↔ scram — go away
• weggehen	→ partir	↔ vertrekken — weggaan
• weggehen	→ s'en aller	↔ weggaan — zich ergens vandaan begeven

Weggehen:

Weggehen [das ~] zelfstandig naamwoord

Weggehen (Abfahren; Abreisen)
le départ; le fait de s'en aller
- départ [le ~] zelfstandig naamwoord
- fait de s'en aller [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Weggehen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
départ	Abfahren; Abreisen; Weggehen	Abfahrt; Abfliegen; Abreise; Anfang; Anfangen; Ausfahrt; Beginn; Beginnpunkt; Einleitung; Eröffnung; Fortgehen; Gehen; Start; Verlassen; Weg gehen; Wegfliegen; abfahren; abreisen
fait de s'en aller	Abfahren; Abreisen; Weggehen

Weg gehen:

Weg gehen [das ~] zelfstandig naamwoord

Weg gehen (Gehen; Verlassen; Fortgehen)
le départ; la démission
- départ [le ~] zelfstandig naamwoord
- démission [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Weg gehen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
démission	Fortgehen; Gehen; Verlassen; Weg gehen	Absage; Abtreten; Ausscheiden; Ausscheidung; Ausstoß; Ausstoßung; Austritt; Entlassung; Entnahme; Entziehung; Kündigung; Zurücktreten
départ	Fortgehen; Gehen; Verlassen; Weg gehen	Abfahren; Abfahrt; Abfliegen; Abreise; Abreisen; Anfang; Anfangen; Ausfahrt; Beginn; Beginnpunkt; Einleitung; Eröffnung; Start; Wegfliegen; Weggehen; abfahren; abreisen

Remove Ads

Duitse en Franse zoekresultaten voor: weggehen

Uitgebreide vertaling voor weggehen (Duits) in het Frans

weggehen:

weggehen werkwoord (gehe weg, gehst weg, geht weg, ging weg, ginget weg, weggegangen)

weggehen (fortgehen; austreten; ausscheiden)

Conjugations for weggehen:

Präsens

Imperfekt

Perfekt

1. Konjunktiv [1]

2. Konjunktiv

Futur 1

1. Konjunktiv [2]

Diverses

Vertaal Matrix voor weggehen:

Synoniemen voor "weggehen":

Wiktionary: weggehen

Weggehen:

Weggehen [das ~] zelfstandig naamwoord

Weggehen (Abfahren; Abreisen)

Vertaal Matrix voor Weggehen:

Weg gehen:

Weg gehen [das ~] zelfstandig naamwoord

Weg gehen (Gehen; Verlassen; Fortgehen)

Vertaal Matrix voor Weg gehen: