Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: Wand

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Wand

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. Wand:
  2. winden:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Wand (Duits) in het Frans

Wand:

Wand [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Wand (Mauer; Festungsmauer)
    le mur; la muraille; la clôture
    • mur [le ~] zelfstandig naamwoord
    • muraille [la ~] zelfstandig naamwoord
    • clôture [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Wand (Mauer)
    la cloison; le mur; la paroi
    • cloison [la ~] zelfstandig naamwoord
    • mur [le ~] zelfstandig naamwoord
    • paroi [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Wand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cloison Mauer; Wand Absonderung; Abtrennung; Trennung; Trennwand; Zwischenwand
clôture Festungsmauer; Mauer; Wand Abdichten; Abschliessen; Abschluß; Balustrade; Barrikade; Bauzaun; Beendigung; Beendung; Bretterzaun; Bucht; Dichten; Drahtgitter; Einzäunung; Ende; Ergebnis; Feststellung; Folgerung; Gatter; Gitter; Gittertür; Gitterumzäunung; Gitterwerk; Gitterzaun; Gitterzäune; Holzwall; Knick; Konklusion; Schliessen; Schluß; Schlußbetrachtung; Schlußfolgerung; Sperre; Sperrung; Umgitterung; Umzäunung; Vergitterung; Versperrung; Wallhecke; Zaun; vergitterung
mur Festungsmauer; Mauer; Wand
muraille Festungsmauer; Mauer; Wand Festungsmauer
paroi Mauer; Wand Absonderung; Abtrennung; Berwand; Einstellung; Felsenwand; Felswand; Geneigtheit; Gesinnung; Hang; Neigung; Tendenz; Trend; Trennung; Vorliebe

Synoniemen voor "Wand":


Wiktionary: Wand

Wand
  1. ein senkrecht stehendes Bauteil, das eine Fläche horizontal begrenzt, besonders die nach innen gewandte Fläche
  2. -
Wand
noun
  1. maçonnerie|fr Espèce de petit mur peu épais, fait de bois ou de maçonnerie et servant à la distribution d’un appartement ou d’un bâtiment quelconque.
  2. Ouvrage de maçonnerie.
  3. maçonnerie|fr cloison de maçonnerie qui séparer une chambre ou quelque autre pièce d’un appartement d’avec une autre.
Cross Translation:
FromToVia
• Wand → paroi; muraille; mur ↔ muur — verticale vlakke constructie van steen
• Wand → mur; paroi ↔ wall — permanent, substantial side or division in a building
• Wand → paroi ↔ wall — anatomy, zoology, botany usage

Wand vorm van winden:

winden werkwoord (winde, windest, windet, wand, wandet, gewunden)

  1. winden (wirbeln; drehen; rollen; )
    tournoyer; tourbillonner
    • tournoyer werkwoord (tournoie, tournoies, tournoyons, tournoyez, )
    • tourbillonner werkwoord (tourbillonne, tourbillonnes, tourbillonnons, tourbillonnez, )
  2. winden (hochziehen; takeln; aufwinden; aufholen)
    hisser; lever
    • hisser werkwoord (hisse, hisses, hissons, hissez, )
    • lever werkwoord (lève, lèves, levons, levez, )
  3. winden (wringen; wriggen; rütteln; wricken)
    faire bouger en tirant
  4. winden (wringen; kämpfen; drücken; ringen)
    tordre; se boudiner; se tordre; passer en se tortillant
    • tordre werkwoord (tords, tord, tordons, tordez, )
    • se boudiner werkwoord
    • se tordre werkwoord
  5. winden (mit jemandem ringen; klemmen; kämpfen; )
    lutter; catcher
    • lutter werkwoord (lutte, luttes, luttons, luttez, )
    • catcher werkwoord (catche, catches, catchons, catchez, )
  6. winden (sich ringeln; sich winden)
    serpenter; tournoyer
    • serpenter werkwoord (serpente, serpentes, serpentons, serpentez, )
    • tournoyer werkwoord (tournoie, tournoies, tournoyons, tournoyez, )

Conjugations for winden:

Präsens
  1. winde
  2. windest
  3. windet
  4. winden
  5. windet
  6. winden
Imperfekt
  1. wand
  2. wandst
  3. wand
  4. wanden
  5. wandet
  6. wanden
Perfekt
  1. habe gewunden
  2. hast gewunden
  3. hat gewunden
  4. haben gewunden
  5. habt gewunden
  6. haben gewunden
1. Konjunktiv [1]
  1. winde
  2. windest
  3. winde
  4. winden
  5. windet
  6. winden
2. Konjunktiv
  1. wände
  2. wändest
  3. wände
  4. wänden
  5. wändet
  6. wänden
Futur 1
  1. werde winden
  2. wirst winden
  3. wird winden
  4. werden winden
  5. werdet winden
  6. werden winden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde winden
  2. würdest winden
  3. würde winden
  4. würden winden
  5. würdet winden
  6. würden winden
Diverses
  1. wind!
  2. windet!
  3. winden Sie!
  5. gewunden
  6. windend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor winden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
catcher drehen; drücken; klemmen; kämpfen; mit jemandem ringen; ringen; schwingen; winden; wringen
faire bouger en tirant rütteln; winden; wricken; wriggen; wringen
hisser aufholen; aufwinden; hochziehen; takeln; winden anheben; anziehen; aufbringen; aufheben; aufholen; aufziehen; ausheben; emporheben; emporziehen; erheben; heben; hinaufbringen; hinaufführen; hissen; hochheben; hochkrempeln; hochnehmen; hochziehen; mit Takelwerke versehen; takeln; ziehen
lever aufholen; aufwinden; hochziehen; takeln; winden abnehmen; abräumen; anheben; annullieren; anschwellen; anwachsen; aufbringen; aufheben; aufholen; aufhöhen; aufleuchten; aufschwellen; aufstehen; aufstocken; aufziehen; ausbauen; ausbreiten; ausdehnen; ausheben; ausweiten; blitzen; emporheben; emporsteigen; emporziehen; entfernen; entnehmen; erheben; erhöhen; erweitern; expandieren; fortnehmen; heben; herauslösen; herausziehen; herbeiziehen; hinaufbringen; hinaufgehen; hinaufschrauben; hinzuziehen; hissen; hochhalten; hochheben; hochnehmen; hochschrauben; hochziehen; leuchten; nach oben ziehen; schwellen; sich erheben; steigen; takeln; umhochziehen; vergrößern; wegholen; wegnehmen; widerrufen; ziehen; zunehmen; zuziehen
lutter drehen; drücken; klemmen; kämpfen; mit jemandem ringen; ringen; schwingen; winden; wringen Kampf aufnehmen; fechten; kämpfen; sich prügeln; streiten
passer en se tortillant drücken; kämpfen; ringen; winden; wringen
se boudiner drücken; kämpfen; ringen; winden; wringen
se tordre drücken; kämpfen; ringen; winden; wringen beugen; hinneigen; knicken; krümmen
serpenter sich ringeln; sich winden; winden sich hoch schlängeln; sich nach oben winden
tordre drücken; kämpfen; ringen; winden; wringen ausrenken; auswringen; drücken; entstellen; festhalten; festklammern; ineinander schrauben; klammern; kneifen; rütteln; schnüren; spannen; umklammern; verdrehen; verrenken; verstauchen; verzerren; wricken; wriggeln; wringen; zwicken; zwängen
tourbillonner ausreden; drechseln; drehen; herumdrehen; herumwirbeln; heucheln; kreiseln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; schwenken; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; winden; wirbeln kreiseln; sich drehen; wirbeln
tournoyer ausreden; drechseln; drehen; herumdrehen; herumwirbeln; heucheln; kreiseln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; schwenken; sich ringeln; sich winden; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; winden; wirbeln drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; herunterschweben; kehren; kugeln; rollen; rotieren; rütteln; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen; wirbeln; wricken; wriggeln

Synoniemen voor "winden":

  • schlängeln
  • blähen; wellen; bauschen; wogen

Wiktionary: winden

winden
verb
  1. (reflexiv) sich bewegen, sich drehen
winden
verb
  1. tresser en natte.
  2. Faire de la toile ou d’autres étoffes en croiser ou entrelacer sur un métier les fils dont elles devoir composer.
  3. Tourner un corps long et flexible par ses deux extrémités en sens contraire.
  4. mettre, arranger en tresses.
Cross Translation:
FromToVia
• winden → enrouler ↔ winden — een draad of kabel draaiend op een as of klos aanbrengen
• winden → serpenter ↔ snake — to move in a winding path
• winden → se tortiller ↔ squirm — twist one’s body with snakelike motion
• winden → treuiller ↔ winch — use a winch

Verwante vertalingen van Wand







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0522 seconde
Page rendered in 1.0 seconds