Bösewicht: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Bösewicht:
- malfaiteur; coquin; brigand; bandit; criminel; réprouvé; taquin; gangster
Wiktionary:
- Bösewicht → galopin, gredin, vilain merle
- Bösewicht → mauvais garçon, monstre, méchant

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bösewicht (Duits) in het Frans

Bösewicht:

Bösewicht [der ~] zelfstandig naamwoord

der Bösewicht (Übeltäter; Bandit; Unhold; Lump; Frevler)
le malfaiteur; le coquin; le brigand; le bandit; le criminel; le réprouvé; le taquin; le gangster
- malfaiteur [le ~] zelfstandig naamwoord
- coquin [le ~] zelfstandig naamwoord
- brigand [le ~] zelfstandig naamwoord
- bandit [le ~] zelfstandig naamwoord
- criminel [le ~] zelfstandig naamwoord
- réprouvé [le ~] zelfstandig naamwoord
- taquin [le ~] zelfstandig naamwoord
- gangster [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bösewicht:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bandit	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Angreifer; Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Kriminelle; Lausbube; Nichtsnutz; Possenreißer; Racker; Schalk; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Straßenräuber; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Wegelagerer; Übeltäter; überfaller
brigand	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Angreifer; Dieb; Einbrecher; Ekel; Ferkel; Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Hundsfott; Hundsfötter; Iltis; Kriminelle; Lausbube; Lump; Lumpenkerl; Nichtsnutz; Racker; Schalk; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schurke; Schweinigel; Spitzbube; Stinker; Straßenräuber; Strick; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Wegelagerer; Widerling; geriebeneKerl; Übeltäter; überfaller
coquin	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Aas; Bengel; Dreckskerl; Ekel; Flegel; Frechdachs; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Giftnudel; Halunke; Hundsfott; Kriminelle; Lausbube; Lausejunge; Luder; Lump; Lumpenkerl; Lümmel; Nichtsnutz; Possenreißer; Rabauke; Racker; Rüpel; Schalk; Schalke; Schelm; Scheusal; Schlange; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Straßenjunge; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Widerling; elende Kerl; Übeltäter
criminel	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Kriminelle; Lausbube; Nichtsnutz; Racker; Schalk; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Übeltäter
gangster	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Bankräuber; Gangster
malfaiteur	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Bankräuber; Kriminelle; Macher; Täter; Verbrecher
réprouvé	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Ausgestoßene; Ausgestoßenen; Ausgestoßener; Paria; Verstoßene; Verworfene
taquin	Bandit; Bösewicht; Frevler; Lump; Unhold; Übeltäter	Dämon; Folterer; Quälgeist; Satan; Teufel; Unhold
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
criminel		gesetzliche; kriminell; kriminelle; strafrechtlich; ungesetzlich; verbrecherisch

Synoniemen voor "Bösewicht":

Frevler; Fötzel; Gauner; Haderlump; Halunke; Lump; Missetäter; Schlufi; Schubiack; Schuft; Schurke; Strolch; Tunichtgut; Unhold; Übeltäter

Wiktionary: Bösewicht

Bösewicht

noun

scherzhaft, als Bezeichnung für kleine Jungen: Schelm, Schlingel
- Bösewicht → galopin
jemand, der Böses, Verbrecherisches tut
- Bösewicht → gredin

Bösewicht

noun

Homme très désagréable
- vilain merle → Scheusal; Bösewicht

Cross Translation:

From	To	Via
• Bösewicht	→ mauvais garçon	↔ bad guy — a villain
• Bösewicht	→ monstre	↔ fiend — very evil person
• Bösewicht	→ méchant	↔ villain — bad person in a stage or screen play

Remove Ads

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Bösewicht

Uitgebreide vertaling voor Bösewicht (Duits) in het Frans

Bösewicht:

Bösewicht [der ~] zelfstandig naamwoord

der Bösewicht (Übeltäter; Bandit; Unhold; Lump; Frevler)

Vertaal Matrix voor Bösewicht:

Synoniemen voor "Bösewicht":

Wiktionary: Bösewicht