Beleg: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Frans: Meer gegevens...

Beleg:
- preuve; pièce à conviction; reçu; argument sur lequel on peut prouver quelque chose 1; pièces à conviction; billet; certificat; confirmation; acquittement; paiement; quittance; facture; récépissé; N° document; document
Wiktionary:
- Beleg → document, preuve, témoignage
- Beleg → attestation, récépissé, reçu, document justificatif, justificatif

Duits

Uitgebreide vertaling voor Beleg (Duits) in het Frans

Beleg:

Beleg [der ~] zelfstandig naamwoord

der Beleg (Beweisstück; Beweis; Bescheinigung)
la preuve; la pièce à conviction
- preuve [la ~] zelfstandig naamwoord
- pièce à conviction [la ~] zelfstandig naamwoord
der Beleg (Beweis; Bescheinigung)
le reçu; l'argument sur lequel on peut prouver quelque chose 1; la pièces à conviction; la preuve; le billet; le certificat; la confirmation
- reçu [le ~] zelfstandig naamwoord
- argument sur lequel on peut prouver quelque chose 1 [le ~] zelfstandig naamwoord
- pièces à conviction [la ~] zelfstandig naamwoord
- preuve [la ~] zelfstandig naamwoord
- billet [le ~] zelfstandig naamwoord
- certificat [le ~] zelfstandig naamwoord
- confirmation [la ~] zelfstandig naamwoord
der Beleg (Quittung; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein)
l'acquittement; le paiement
- acquittement [le ~] zelfstandig naamwoord
- paiement [le ~] zelfstandig naamwoord
der Beleg (Quittung; Kassenbon; Kassenschein; Empfangsschein)
la quittance; le reçu; la facture
- quittance [la ~] zelfstandig naamwoord
- reçu [le ~] zelfstandig naamwoord
- facture [la ~] zelfstandig naamwoord
der Beleg (Empfangsbestätigung; Bescheinigung; Quittung; Rückschein; Empfangsschein)
le reçu; le récépissé
- reçu [le ~] zelfstandig naamwoord
- récépissé [le ~] zelfstandig naamwoord
der Beleg
N° document
- N° document
der Beleg
le document
- document [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Beleg:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
acquittement	Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung	Abbezahlen; Abbezahlung; Ablösung; Abrechnen; Abrechnung; Abschluß; Abtragen; Abwicklung; Abzahlen; Ausgleich; Begleichung; Beibezahlen; Einigung; Entgegenkommen; Entschädigung; Erledigung; Ersatz; Ersatzleistung; Freispruch; Kompensation; Schuld begleichen; Tilgung; Vergütung; Verrechnung; Zahlen; Zahlung; Zubezahlen; Zulage; Zuschuß
argument sur lequel on peut prouver quelque chose 1	Beleg; Bescheinigung; Beweis
billet	Beleg; Bescheinigung; Beweis	Anmerkung; Aufzeichnung; Banknote; Eintrittskarte; Fahrkarte; Fahrschein; Geldschein; Karte; Notiz; Platzkarte; Ticket; Vermerk
certificat	Beleg; Bescheinigung; Beweis	Anmerkung; Diplom; Dokument; Empfehlung; Leistungszertifikat; Notiz; Referenz; Sicherheitszertifikat; Universitätsdiplom; Urkunde; Vermerk; Zertifikat; Zeugnis; attest; digitales Zertifikat
confirmation	Beleg; Bescheinigung; Beweis	Beglaubigung; Bekenntnis; Bekräftigung; Bestätigung; Firmung; Konfession; Konsolidierung; Ratifizierung
document	Beleg	Akte; Diplom; Dokument; Epistel; Geschriebene; Lizenz; Nachricht; Schein; Schriftstück; Text; Vertrag; Zeugnis
facture	Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung	Aufzeichnung; Faktur; Kassenbon; Kassenschein; Notiz; Quittung; Rechnung; anrechnen; in Rechnung stellen
paiement	Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung	Abtragen; Abzahlen; Auszahlung; Begleichung; Beibezahlen; Bezahlung; Entgeld; Leistung; Schuld begleichen; Zahlen; Zahlung; Zubezahlen
pièce à conviction	Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück
pièces à conviction	Beleg; Bescheinigung; Beweis	Akte; Beweismaterial; Beweismittel; Diplom; Dokument; Lizenz; Schein; Schriftstück; Vertrag; Zeugnis
preuve	Beleg; Bescheinigung; Beweis; Beweisstück	Beweis; Beweismaterial; Beweismittel; Beweisstück; Rechtsbeweis
quittance	Beleg; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung	Abschnitt; Coupon; Differenz; Empfangsschein; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenbon; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lieferschein; Lumpen; Marke; Quittung; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest; Überweisungsschein
reçu	Beleg; Bescheinigung; Beweis; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein; Quittung; Rückschein	Abschnitt; Coupon; Differenz; Empfangsschein; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenbon; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lieferschein; Lumpen; Marke; Quittung; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest; Überweisungsschein
récépissé	Beleg; Bescheinigung; Empfangsbestätigung; Empfangsschein; Quittung; Rückschein	Abschnitt; Coupon; Differenz; Empfangsschein; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenbon; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lieferschein; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest; Überweisungsschein
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
N° document	Beleg	Belegnummer

Synoniemen voor "Beleg":

Anzeichen; Anzeiger; Hinweis; Indikator; Vorbote; Vorzeichen
Archivale; Dokument; Schriftstück; Unterlage; Urkunde; nicht lebendes Objekt; unbelebtes Objekt
Bon; Kassenbon; Kassenzettel; Quittung
Beweis; Beweismaterial; Beweismittel; Beweisstück; Corpus Delicti; Nachweis
Argument; Begründung; Beweisgrund; Grund; Prämisse

Wiktionary: Beleg

Beleg

noun

etwas Schriftliches, meist im Rechnungswesen: ein (schriftlicher) Nachweis einer Buchung, eines Kaufes oder einer Transaktion
- Beleg → document; preuve

Beleg

noun

Traductions à trier suivant le sens
- preuve → Ausweis; Beweis; Beleg; Nachweis
action de témoigner ; rapport d’un ou de plusieurs témoins sur un fait, soit de vive voix, soit par écrit.
- témoignage → Abzeichen; Anzeichen; Kennzeichen; Merkzeichen; Wink; Zeichen; Ausweis; Beweis; Beleg; Attest; Testimonium; Zeugnis; Ausweispapier; Aussage; Bezeugung; Bestätigung; Beglaubigung; Bescheinigung

Cross Translation:

From	To	Via
• Beleg	→ attestation	↔ attestation — linguistics: appearance in records
• Beleg	→ récépissé; reçu	↔ voucher — A receipt
• Beleg	→ document justificatif; justificatif	↔ bewijsstuk — een stuk waarin iets als waar wordt gesteld

Remove Ads

Duitse en Franse zoekresultaten voor: Beleg

Uitgebreide vertaling voor Beleg (Duits) in het Frans

Beleg:

Beleg [der ~] zelfstandig naamwoord

der Beleg (Beweisstück; Beweis; Bescheinigung)

der Beleg (Beweis; Bescheinigung)

der Beleg (Quittung; Empfangsschein; Kassenbon; Kassenschein)

der Beleg (Quittung; Kassenbon; Kassenschein; Empfangsschein)

der Beleg (Empfangsbestätigung; Bescheinigung; Quittung; Rückschein; Empfangsschein)

der Beleg

der Beleg

Vertaal Matrix voor Beleg:

Synoniemen voor "Beleg":

Wiktionary: Beleg