Overzicht
Duits naar Frans: Meer gegevens...
-
tückisch:
- furtif; en secret; sournois; en cachette; secret; clandestin; dissimulé; clandestinement; furtivement; sournoisement; secrètement; vilain; méchant; rusé; malin; hypocrite; perfide; bas; miteux; futé; minable; traître; vil; roué; bassement; perfidement; fieffé; vilainement; à la dérobée; traîtreusement; à l'insu des autres; faux; fictif; faussement; feint; vulgaire; inventé; méprisable; rudement; supposé; vulgairement; basse; ordinaire; vachement; ignoble; abject; ordinairement; ignoblement; mauvais; mal; malfaisant; qui tient un double langage; infidèle; en traître; méprisant; dédaigneusement; indignement; indigne; dédaigneux; avec mépris; sur un ton méprisant; d'un ton méprisant; d'un air méprisant
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor tückisch (Duits) in het Frans
tückisch:
-
tückisch (hinterlistig)
furtif; en secret; sournois; en cachette; secret; clandestin; dissimulé; clandestinement; furtivement; sournoisement; secrètement-
furtif bijvoeglijk naamwoord
-
en secret bijvoeglijk naamwoord
-
sournois bijvoeglijk naamwoord
-
en cachette bijvoeglijk naamwoord
-
secret bijvoeglijk naamwoord
-
clandestin bijvoeglijk naamwoord
-
dissimulé bijvoeglijk naamwoord
-
clandestinement bijvoeglijk naamwoord
-
furtivement bijvoeglijk naamwoord
-
sournoisement bijvoeglijk naamwoord
-
secrètement bijvoeglijk naamwoord
-
-
tückisch (hinterhältig; gemein; geschliffen; falsch; schlau; heimtückisch; böse; raffiniert; niederträchtig; listig; bösartig; gewichst; schuftig; verschlagen; verstohlen; durchtrieben; gerissen; glatt; hinterlistig; gehässig; verräterisch; ausgekocht; doppelzüngig; schurkisch; gerieben; gewandt)
vilain; méchant; rusé; malin; hypocrite; sournoisement; perfide; bas; miteux; futé; minable; traître; vil; roué; bassement; perfidement; sournois; fieffé; vilainement; à la dérobée; traîtreusement; à l'insu des autres-
vilain bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
rusé bijvoeglijk naamwoord
-
malin bijvoeglijk naamwoord
-
hypocrite bijvoeglijk naamwoord
-
sournoisement bijvoeglijk naamwoord
-
perfide bijvoeglijk naamwoord
-
bas bijvoeglijk naamwoord
-
miteux bijvoeglijk naamwoord
-
futé bijvoeglijk naamwoord
-
minable bijvoeglijk naamwoord
-
traître bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
roué bijvoeglijk naamwoord
-
bassement bijvoeglijk naamwoord
-
perfidement bijvoeglijk naamwoord
-
sournois bijvoeglijk naamwoord
-
fieffé bijvoeglijk naamwoord
-
vilainement bijvoeglijk naamwoord
-
à la dérobée bijvoeglijk naamwoord
-
traîtreusement bijvoeglijk naamwoord
-
à l'insu des autres bijvoeglijk naamwoord
-
-
tückisch (falsch; mies; hinterhältig; gemein; schäbig; heimtückisch; hinterlistig; schweinisch; fingiert; niederträchtig; schofel; schuftig)
faux; perfide; fictif; faussement; vil; bas; méchant; feint; vulgaire; inventé; méprisable; rudement; supposé; perfidement; vulgairement; basse; ordinaire; vachement; ignoble; abject; ordinairement; bassement; ignoblement-
faux bijvoeglijk naamwoord
-
perfide bijvoeglijk naamwoord
-
fictif bijvoeglijk naamwoord
-
faussement bijvoeglijk naamwoord
-
vil bijvoeglijk naamwoord
-
bas bijvoeglijk naamwoord
-
méchant bijvoeglijk naamwoord
-
feint bijvoeglijk naamwoord
-
vulgaire bijvoeglijk naamwoord
-
inventé bijvoeglijk naamwoord
-
méprisable bijvoeglijk naamwoord
-
rudement bijvoeglijk naamwoord
-
supposé bijvoeglijk naamwoord
-
perfidement bijvoeglijk naamwoord
-
vulgairement bijvoeglijk naamwoord
-
basse bijvoeglijk naamwoord
-
ordinaire bijvoeglijk naamwoord
-
vachement bijvoeglijk naamwoord
-
ignoble bijvoeglijk naamwoord
-
abject bijvoeglijk naamwoord
-
ordinairement bijvoeglijk naamwoord
-
bassement bijvoeglijk naamwoord
-
ignoblement bijvoeglijk naamwoord
-
-
tückisch (niederträchtig; schlecht; schlimm; böse; übel; hinterhältig; heimtückisch; gemein; bösartig; mies; boshaft; hinterlistig)
-
tückisch (handelen mit schlechten Gedanken; falsch; schlecht; übel; zornig; hinterlistig; doppelzüngig; schlimm; böse; arg; bösartig)
-
tückisch (doppelzüngig; falsch; hinterlistig; bösartig)
qui tient un double langage-
qui tient un double langage bijvoeglijk naamwoord
-
-
tückisch (verräterisch; heimtückisch; treulos; trügerisch)
traître; infidèle; traîtreusement; en traître-
traître bijvoeglijk naamwoord
-
infidèle bijvoeglijk naamwoord
-
traîtreusement bijvoeglijk naamwoord
-
en traître bijvoeglijk naamwoord
-
-
tückisch (verächtlich; schäbig; schweinisch)
méprisant; dédaigneusement; méprisable; abject; indignement; indigne; dédaigneux; avec mépris; sur un ton méprisant; d'un ton méprisant; d'un air méprisant-
méprisant bijvoeglijk naamwoord
-
dédaigneusement bijvoeglijk naamwoord
-
méprisable bijvoeglijk naamwoord
-
abject bijvoeglijk naamwoord
-
indignement bijvoeglijk naamwoord
-
indigne bijvoeglijk naamwoord
-
dédaigneux bijvoeglijk naamwoord
-
avec mépris bijvoeglijk naamwoord
-
sur un ton méprisant bijvoeglijk naamwoord
-
d'un ton méprisant bijvoeglijk naamwoord
-
d'un air méprisant bijvoeglijk naamwoord
-
-
tückisch (schuftig; schlimm; öffentlich; tief; niedrig; schwach; schmutzig; schlecht; winzig; gemein; platt; scheußlich; seicht; schäbig; verrucht; schweinisch; obszön; trivial; verbrecherisch; schlüpfrig; schelmisch; niederträchtig; schofel; schwächlich; schamlos; schmählich; schändlich; unedel; schurkisch; nicht adlig)
-
tückisch (im geheimen; heimlich; versteckt; geheim; verstohlen; doppelzüngig; heimtückisch; hinterlistig)
furtif; secrètement; en secret; clandestin; secret; sournois; hypocrite; dissimulé; clandestinement; perfide; en cachette; furtivement; sournoisement; perfidement; à la dérobée; à l'insu des autres-
furtif bijvoeglijk naamwoord
-
secrètement bijvoeglijk naamwoord
-
en secret bijvoeglijk naamwoord
-
clandestin bijvoeglijk naamwoord
-
secret bijvoeglijk naamwoord
-
sournois bijvoeglijk naamwoord
-
hypocrite bijvoeglijk naamwoord
-
dissimulé bijvoeglijk naamwoord
-
clandestinement bijvoeglijk naamwoord
-
perfide bijvoeglijk naamwoord
-
en cachette bijvoeglijk naamwoord
-
furtivement bijvoeglijk naamwoord
-
sournoisement bijvoeglijk naamwoord
-
perfidement bijvoeglijk naamwoord
-
à la dérobée bijvoeglijk naamwoord
-
à l'insu des autres bijvoeglijk naamwoord
-