Home ->Woordenboeken ->Duits/Frans ->Zoek: beugen

Duitse en Franse zoekresultaten voor: beugen

Overzicht
Duits naar Frans:   Meer gegevens...
  1. beugen:
  2. beäugen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor beugen (Duits) in het Frans

beugen:

beugen werkwoord (beuge, beugst, beugt, beugte, beugtet, gebeugt)

  1. beugen (krummbiegen; biegen; krümmen; umbiegen; verbiegen)
    fléchir; arquer; recourber; cambrer; courber; déjeter
    • fléchir werkwoord (fléchis, fléchit, fléchissons, fléchissez, )
    • arquer werkwoord (arque, arques, arquons, arquez, )
    • recourber werkwoord (recourbe, recourbes, recourbons, recourbez, )
    • cambrer werkwoord (cambre, cambres, cambrons, cambrez, )
    • courber werkwoord (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • déjeter werkwoord
  2. beugen (sichbeugen; biegen; krümmen; )
    plier; recourber; courber; s'incliner; se courber; s'incurver
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
    • recourber werkwoord (recourbe, recourbes, recourbons, recourbez, )
    • courber werkwoord (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • s'incliner werkwoord
    • se courber werkwoord
    • s'incurver werkwoord
  3. beugen (vergewaltigen; verletzen)
    violer
    • violer werkwoord (viole, violes, violons, violez, )
  4. beugen (krümmen; hinneigen; knicken)
    plier; se tordre; courber; se courber; recourber; se voûter; fléchir; s'incliner; s'incurver
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
    • se tordre werkwoord
    • courber werkwoord (courbe, courbes, courbons, courbez, )
    • se courber werkwoord
    • recourber werkwoord (recourbe, recourbes, recourbons, recourbez, )
    • se voûter werkwoord
    • fléchir werkwoord (fléchis, fléchit, fléchissons, fléchissez, )
    • s'incliner werkwoord
    • s'incurver werkwoord
  5. beugen (Ehre bezeugen; sich neigen; sich vorüberbeugen; )
    plier; fléchir; honorer; cambrer; courber
    • plier werkwoord (plie, plies, plions, pliez, )
    • fléchir werkwoord (fléchis, fléchit, fléchissons, fléchissez, )
    • honorer werkwoord (honore, honores, honorons, honorez, )
    • cambrer werkwoord (cambre, cambres, cambrons, cambrez, )
    • courber werkwoord (courbe, courbes, courbons, courbez, )
  6. beugen (konjugieren; verbeugen; deklinieren; abwandeln; abändern)
    conjuguer; décliner
    • conjuguer werkwoord (conjugue, conjugues, conjuguons, conjuguez, )
    • décliner werkwoord (décline, déclines, déclinons, déclinez, )

Conjugations for beugen:

Präsens
  1. beuge
  2. beugst
  3. beugt
  4. beugen
  5. beugt
  6. beugen
Imperfekt
  1. beugte
  2. beugtest
  3. beugte
  4. beugten
  5. beugtet
  6. beugten
Perfekt
  1. habe gebeugt
  2. hast gebeugt
  3. hat gebeugt
  4. haben gebeugt
  5. habt gebeugt
  6. haben gebeugt
1. Konjunktiv [1]
  1. beuge
  2. beugest
  3. beuge
  4. beugen
  5. beuget
  6. beugen
2. Konjunktiv
  1. beugte
  2. beugtest
  3. beugte
  4. beugten
  5. beugtet
  6. beugten
Futur 1
  1. werde beugen
  2. wirst beugen
  3. wird beugen
  4. werden beugen
  5. werdet beugen
  6. werden beugen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beugen
  2. würdest beugen
  3. würde beugen
  4. würden beugen
  5. würdet beugen
  6. würden beugen
Diverses
  1. beug!
  2. beugt!
  3. beugen Sie!
  5. gebeugt
  6. beugend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beugen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arquer beugen; biegen; krummbiegen; krümmen; umbiegen; verbiegen
cambrer Ehre bezeugen; beugen; biegen; krummbiegen; krümmen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen
conjuguer abwandeln; abändern; beugen; deklinieren; konjugieren; verbeugen
courber Ehre bezeugen; beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krummbiegen; krümmen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen auswringen; biegen; durchbiegen; durchzechen; einbrechen; einstürzen; umbiegen; verbiegen; wringen; zu einer Denkart neigen
décliner abwandeln; abändern; beugen; deklinieren; konjugieren; verbeugen abbauen; ablehnen; abschwächen; abstoßen; abweisen; fallen; fortnehmen; geringer werden; herabmindern; herabsetzen; kürzen; mindern; nachlassen; reduzieren; schlechter werden; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sinken; sparen; verblassen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegnehmen; weigern; weniger werden; zurückgehen; zurückweisen; zusammengehen
déjeter beugen; biegen; krummbiegen; krümmen; umbiegen; verbiegen
fléchir Ehre bezeugen; beugen; biegen; hinneigen; knicken; krummbiegen; krümmen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen auswringen; durchbiegen; durchzechen; einbrechen; einstürzen; falten; umfalten; umknicken; wringen; zu einer Denkart neigen
honorer Ehre bezeugen; beugen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; verbeugen; verneigen Ehrfurcht bezeigen; achten; auszeichnen; durch eine rosa Brille besehen; ehren; herausstreichen; hochachten; hochhalten; hochschätzen; huldigen; in Ehre halten; inden Himmel heben; indenHimmelheben; loben; lobpreisen; preisen; respektieren; romantisieren; rühmen; schätzen; segnen; verehren; verherrlichen; würdigen
plier Ehre bezeugen; beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; sich vorüberbeugen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen auswringen; biegen; entfalten; falten; falzen; offenfalten; umbiegen; umfalten; umknicken; verbiegen; wringen; zu einer Denkart neigen; zusammenfalten
recourber beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krummbiegen; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; umbiegen; verbeugen; verbiegen; verneigen auswringen; wringen; zu einer Denkart neigen
s'incliner beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen auswringen; herablassen; neigen; sich nach vorne beugen; sich neigen; sich verbeugen; sich verneigen; verneigen; wringen; zu einer Denkart neigen; überhängen
s'incurver beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen einstülpen
se courber beugen; biegen; flektieren; hinneigen; knicken; krümmen; sich neigen; sichbeugen; sichverbeugen; sichverneigen; sichvorüberbeugen; verbeugen; verneigen
se tordre beugen; hinneigen; knicken; krümmen drücken; kämpfen; ringen; winden; wringen
se voûter beugen; hinneigen; knicken; krümmen
violer beugen; vergewaltigen; verletzen angreifen; entehren; entweihen; entwürdigen; freveln; schänden; verletzen; zuwiderhandeln; überfallen

Synoniemen voor "beugen":


Wiktionary: beugen

beugen
verb
  1. (transitiv) biegen, krümmen
  2. Linguistik: (ein Wort) deklinieren, abwandeln
beugen
verb
  1. rendre courbe.
  2. Faire ployer, courber.
  3. Incliner (sens général)
  4. Courber, fléchir
  5. fléchir, courber.
  6. Céder, se mettre au pouvoir de quelqu’un, se soumettre
Cross Translation:
FromToVia
• beugen → courber ↔ bend — to cause to shape into a curve
• beugen → pencher; baisser ↔ stoop — to bend the upper part of the body forward and downward

Beugen:


Synoniemen voor "Beugen":

  • Bücken; Ducken; Neigen

beäugen:

beäugen werkwoord (beäuge, beäugst, beäugt, beäugte, beäugtet, beäugt)

  1. beäugen (beobachten; anschauen; begucken; )
    examiner; considérer; fixer; observer; surveiller; voir; regarder
    • examiner werkwoord (examine, examines, examinons, examinez, )
    • considérer werkwoord (considère, considères, considérons, considérez, )
    • fixer werkwoord (fixe, fixes, fixons, fixez, )
    • observer werkwoord (observe, observes, observons, observez, )
    • surveiller werkwoord (surveille, surveilles, surveillons, surveillez, )
    • voir werkwoord (vois, voit, voyons, voyez, )
    • regarder werkwoord (regarde, regardes, regardons, regardez, )
  2. beäugen (anblicken; betrachten; anschauen; )
    voir; regarder; jeter un regard; examiner; observer
    • voir werkwoord (vois, voit, voyons, voyez, )
    • regarder werkwoord (regarde, regardes, regardons, regardez, )
    • jeter un regard werkwoord
    • examiner werkwoord (examine, examines, examinons, examinez, )
    • observer werkwoord (observe, observes, observons, observez, )

Conjugations for beäugen:

Präsens
  1. beäuge
  2. beäugst
  3. beäugt
  4. beäugen
  5. beäugt
  6. beäugen
Imperfekt
  1. beäugte
  2. beäugtest
  3. beäugte
  4. beäugten
  5. beäugtet
  6. beäugten
Perfekt
  1. habe beäugt
  2. hast beäugt
  3. hat beäugt
  4. haben beäugt
  5. habt beäugt
  6. haben beäugt
1. Konjunktiv [1]
  1. beäuge
  2. beäugest
  3. beäuge
  4. beäugen
  5. beäuget
  6. beäugen
2. Konjunktiv
  1. beäugte
  2. beäugtest
  3. beäugte
  4. beäugten
  5. beäugtet
  6. beäugten
Futur 1
  1. werde beäugen
  2. wirst beäugen
  3. wird beäugen
  4. werden beäugen
  5. werdet beäugen
  6. werden beäugen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beäugen
  2. würdest beäugen
  3. würde beäugen
  4. würden beäugen
  5. würdet beäugen
  6. würden beäugen
Diverses
  1. beäug!
  2. beäugt!
  3. beäugen Sie!
  5. beäugt
  6. beäugend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beäugen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
examiner Besichtigung; Inspektion
fixer Anfügen; Anheften; Fest machen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
considérer anblicken; anschauen; ansehen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; beäugen; gaffen; gucken; zusehen Sitzung halten; abwägen; achten; ausdenken; aussetzen; bedenken; beraten; beratschlagen; beschauen; besichtigen; betrachten; brüten; durchdenken; ehren; eine Versammlung abhalten; einen Rat einholen; einfühlen; einleben; erfinden; ernennen; ersinnen; erwägen; fühlen; grübeln; hochachten; hochhalten; hochschätzen; inspizieren; konferieren; mitleben; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; reflektieren; respektieren; schätzen; sich anschauen; sich ansehen; sich ausdenken; sich beraten; sichberaten; sinnen; spekulieren; tagen; verehren; würdigen; überdenken; überlegen
examiner anblicken; anschauen; ansehen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; beäugen; gaffen; gucken; zusehen Proben entnehmen; abfühlen; abhören; abtasten; anblicken; anschauen; ansehen; ausforschen; ausprobieren; aussetzen; bedenken; beschauen; beschnuppern; beschnüffeln; besichtigen; betrachten; durch die Nase einziehen; durchdenken; durchforschen; durchsehen; einsehen; erforschen; erkunden; ernennen; erproben; erwägen; examinieren; fahnden; feststellen; forschen; grasen; hineinsehen; inspizieren; kontrollieren; mustern; nachforschen; nachgehen; nachprüfen; nachsehen; nachspüren; proben; prüfen; reflektieren; schauen; schnüffeln; sehen; sich anschauen; sich ansehen; sichern; spekulieren; spähen; spüren; suchen; testen; untersuchen; verifizieren; wittern; überdenken; überlegen; überprüfen
fixer anblicken; anschauen; ansehen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; beäugen; gaffen; gucken; zusehen ablegen; abstellen; abwägen; an einander befestigen; anbinden; anbringen; andrehen; anhaken; anheften; anhängen; anketten; ankleben; ankoppeln; ankuppeln; anlegen; anregen; anschnallen; anschrauben; anziehen; aufkleben; aufstellen; ausmachen; befestigen; beglaubigen; bestimmen; betrachten; betten; binden; brühen; den Mund verbieten; dokumentieren; einordnen; einräumen; einrücken; einsperren; einstellen; einteilen; einweisen; ermessen; erpressen; fesseln; festbinden; festdrehen; festhaken; festhalten; festheften; festkleben; festlegen; festmachen; festschnallen; festschrauben; festzurren; fügen; gruppieren; haken; heften; hinblicken; hinlegen; hinstellen; installieren; klammern; knebeln; koppeln; kuppeln; laichen; legen; raten; schalten; schauen; schlingen; schnüren; schätzen; setzen; stationieren; stecken; stellen; suggerieren; taxieren; unteraus legen; unterbringen; verankern; veranschlagen; vergeben; verlegen; vorschlagen; zubinden; zuraten; zurren; zuschnallen; überschlagen
jeter un regard anblicken; anschauen; ansehen; begucken; besehen; betrachten; beäugen anblicken; anschauen; ansehen; betrachten; gucken; schauen; sehen; wahrnehmen
observer anblicken; anschauen; ansehen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; beäugen; gaffen; gucken; zusehen achten; achtgeben; anschauen; ansehen; auf Streifegehen; ausmachen; beaufsichtigen; begucken; bemerken; beobachten; besichtigen; betrachten; bewachen; ehren; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; gucken; hinblicken; hochachten; hochhalten; hochschätzen; inspizieren; merken; nachkommen; observieren; patrouillieren; respektieren; schauen; schätzen; sehen; sich anschauen; sich ansehen; spüren; verehren; wahrnehmen; zu sehen bekommen; zugucken; zusehen; überwachen
regarder anblicken; anschauen; ansehen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; beäugen; gaffen; gucken; zusehen achtgeben; anblicken; angehen; anschauen; ansehen; antun; ausmachen; begucken; beobachten; berühren; beschauen; besichtigen; betrachten; betreffen; bewegen; durchsehen; einsehen; erregen; gehen um; gucken; gucken nach; hinblicken; hineinsehen; inspizieren; mustern; observieren; rühren; schauen; schauen nach; sehen; sich anschauen; sich ansehen; treffen; wahrnehmen; zugucken; zusehen
surveiller anblicken; anschauen; ansehen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; beäugen; gaffen; gucken; zusehen abschirmen; achtgeben; ansehen; auf Streifegehen; aufpassen; beaufsichtigen; begucken; behüten; beobachten; beschützen; besichtigen; bewachen; bewahren; hinblicken; hinterherkommen; hüten; inspizieren; nachfolgen; nachkommen; patrouillieren; schauen; sehen; sich anschauen; sich ansehen; zugucken; zusehen; überwachen
voir anblicken; anschauen; ansehen; begucken; beobachten; besehen; betrachten; beäugen; gaffen; gucken; zusehen anschauen; ansehen; begreifen; bemerken; beobachten; besichtigen; betrachten; durchnehmen; durchschauen; einsehen; entdecken; erkennen; fassen; feststellen; fühlen; gucken; inspizieren; kapieren; merken; realisieren; schauen; sehen; sich anschauen; sich ansehen; spüren; verstehen; wahrnehmen; zu sehen bekommen

Synoniemen voor "beäugen":


Wiktionary: beäugen

beäugen
verb
  1. jemanden oder etwas sorgfältig betrachten

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van beugen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.2089 seconde
Page rendered in 1.0 seconds