Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. weiden:
  2. Weiden:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor weiden (Duits) in het Spaans

weiden:

weiden werkwoord (weide, weidest, weidet, weidete, weidetet, geweidet)

  1. weiden (grasen)
    pastar; pacer

Conjugations for weiden:

Präsens
  1. weide
  2. weidest
  3. weidet
  4. weiden
  5. weidet
  6. weiden
Imperfekt
  1. weidete
  2. weidetest
  3. weidete
  4. weideten
  5. weidetet
  6. weideten
Perfekt
  1. habe geweidet
  2. hast geweidet
  3. hat geweidet
  4. haben geweidet
  5. habt geweidet
  6. haben geweidet
1. Konjunktiv [1]
  1. weide
  2. weidest
  3. weide
  4. weiden
  5. weidet
  6. weiden
2. Konjunktiv
  1. weidete
  2. weidetest
  3. weidete
  4. weideten
  5. weidetet
  6. weideten
Futur 1
  1. werde weiden
  2. wirst weiden
  3. wird weiden
  4. werden weiden
  5. werdet weiden
  6. werden weiden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde weiden
  2. würdest weiden
  3. würde weiden
  4. würden weiden
  5. würdet weiden
  6. würden weiden
Diverses
  1. weid!
  2. weidet!
  3. weiden Sie!
  4. geweidet
  5. weidend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor weiden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pacer grasen; weiden grasen
pastar grasen; weiden grasen

Synoniemen voor "weiden":


Wiktionary: weiden


Cross Translation:
FromToVia
weiden campear; pastar; apacentar grazen — het eten van gras en andere bodemvegetatie zoals bijvoorbeeld runderen dit doen
weiden pastar pasture — to herd animals into a pasture
weiden pacer paîtrebrouter l’herbe, la manger sur la racine, ou se nourrir de certains fruits tombés par terre, parler des animaux.

Weiden:

Weiden [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Weiden (Wiesen)
    el prados
    • prados [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Weiden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
prados Weiden; Wiesen

Synoniemen voor "Weiden":