Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: schielend

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: schielend

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

schielend:
- bizqueando; bizco
schielen:
- bizquear; mirar bizco
Wiktionary:
- schielend → bizco, estrábico, ojituerto
- schielen → anhelar, desear, mirar de refilón, bizquear
- schielen → bizquear, bizcar, mirar de soslayo

Duits

Uitgebreide vertaling voor schielend (Duits) in het Spaans

schielend:

schielend bijvoeglijk naamwoord

schielend (schieläugig; scheel)
bizqueando; bizco
- bizqueando bijvoeglijk naamwoord
- bizco bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor schielend:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bizco		Schieler
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bizco	scheel; schielend; schieläugig
bizqueando	scheel; schielend; schieläugig

Wiktionary: schielend

Cross Translation:

From	To	Via
• schielend	→ bizco; estrábico; ojituerto	↔ cross-eyed — having both eyes oriented inward
• schielend	→ ojituerto; bizco; estrábico	↔ crosseyed — having both eyes oriented inward, especially involuntarily

schielen:

schielen werkwoord (schiele, schielst, schielt, schielte, schieltet, geschielt)

schielen
bizquear; mirar bizco
- bizquear werkwoord
- mirar bizco werkwoord

Conjugations for schielen:

Präsens

schiele
schielst
schielt
schielen
schielt
schielen

Imperfekt

schielte
schieltest
schielte
schielten
schieltet
schielten

Perfekt

habe geschielt
hast geschielt
hat geschielt
haben geschielt
habt geschielt
haben geschielt

1. Konjunktiv [1]

schiele
schielest
schiele
schielen
schielet
schielen

2. Konjunktiv

schielte
schieltest
schielte
schielten
schieltet
schielten

Futur 1

werde schielen
wirst schielen
wird schielen
werden schielen
werdet schielen
werden schielen

1. Konjunktiv [2]

würde schielen
würdest schielen
würde schielen
würden schielen
würdet schielen
würden schielen

Diverses

schiel!
schielt!
schielen Sie!
geschielt
schielend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor schielen:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bizquear	schielen
mirar bizco	schielen	anglotzen; starren; stieren

Synoniemen voor "schielen":

einen Knick in der Optik haben

Wiktionary: schielen

schielen

verb

übertragen: „auf/nach etwas schielen“: jemanden um etwas beneiden, etwas haben wollen
- schielen → anhelar; desear
unauffällig auf etwas gucken
- schielen → mirar de refilón
(wegen einer Augenmuskelgleichgewichtsstörung) nicht exakt mit beiden Augen in dieselbe Richtung schauen
- schielen → bizquear

Cross Translation:

From	To	Via
• schielen	→ bizquear; bizcar	↔ loensen — scheel kijken
• schielen	→ mirar de soslayo	↔ squint — to look or glance sideways
• schielen	→ bizquear; bizcar	↔ loucher — Être atteint de strabisme, en parlant d'une personne.