Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: minus

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: minus

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

minus:
- menos
Minus:
- menos
Wiktionary:
- minus → menos
- minus → menos
- Minus → déficit, desventaja

Duits

Uitgebreide vertaling voor minus (Duits) in het Spaans

minus:

minus bijvoeglijk naamwoord

minus (weniger)
menos
- menos bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor minus:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
menos		Minus; Minuszeichen; Subtraktionszeigen
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
menos	minus; weniger	abgestanden; alltäglich; ausgeschloßen; banal; bäuerisch; derb; dick; dumpf; dumpfig; dürftig; einfach; ekelhaft; falsch; faul; fett; fettartig; fettig; fühllos; garstig; gehässig; gemein; gering; geringer; geringste; grob; gängig; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; kleinlich; kleinste; landläufig; mies; niederträchtig; obszön; platt; rüde; schal; schamlos; schlechter; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schmählich; schofel; schuftig; schäbig; schändlich; trivial; ungeschlacht; unter Ausschluß von; verrucht; weniger; wenigste; winzig

Synoniemen voor "minus":

abzgl.; abzüglich; weniger
negativ

Wiktionary: minus

minus

adverb

weniger
- minus → menos
Mathematik: kleiner als Null
- minus → menos

Cross Translation:

From	To	Via
• minus	→ menos	↔ minus — mathematics: less
• minus	→ menos	↔ min — minus, verminderd met (-)
• minus	→ menos	↔ moins — Soustraction

Minus:

Minus [der ~] zelfstandig naamwoord

der Minus (Minuszeichen; Subtraktionszeigen)
el menos
- menos [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Minus:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
menos	Minus; Minuszeichen; Subtraktionszeigen
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
menos		abgestanden; alltäglich; ausgeschloßen; banal; bäuerisch; derb; dick; dumpf; dumpfig; dürftig; einfach; ekelhaft; falsch; faul; fett; fettartig; fettig; fühllos; garstig; gehässig; gemein; gering; geringer; geringste; grob; gängig; heimtückisch; hinterhältig; hinterlistig; kleinlich; kleinste; landläufig; mies; minus; niederträchtig; obszön; platt; rüde; schal; schamlos; schlechter; schmierig; schmuddelig; schmutzig; schmählich; schofel; schuftig; schäbig; schändlich; trivial; ungeschlacht; unter Ausschluß von; verrucht; weniger; wenigste; winzig

Synoniemen voor "Minus":

Defizit; Einbuße; Fehlbetrag; Miese; Nachteil; Verlust; Verlustgeschäft

Wiktionary: Minus

Minus

noun

ohne Plural: Fehlendes bei einer Abrechnung
- Minus → déficit
ohne Plural: durch einen Mangel hervorgerufener Nachteil
- Minus → desventaja