Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
- flimmern:
- Flimmern:
-
Wiktionary:
- flimmern → centellear
- flimmern → titilar, parpadear
- Flimmern → parpadeo
Duits
Uitgebreide vertaling voor flimmern (Duits) in het Spaans
flimmern:
-
flimmern (funkeln; scheinen; glänzen; schimmern; leuchten; glitzern)
brillar; hacer brillar; dar luz; destellar; amanecer; iluminarse; centellear; clarear; relampaguear-
brillar werkwoord
-
hacer brillar werkwoord
-
dar luz werkwoord
-
destellar werkwoord
-
amanecer werkwoord
-
iluminarse werkwoord
-
centellear werkwoord
-
clarear werkwoord
-
relampaguear werkwoord
-
-
flimmern (blinken; scheinen; glänzen; blitzen; glimmen; schimmern; glitzern; leuchten; spiegeln; strahlen; glühen; funkeln; erleuchten; aufleuchten)
chispear; brillar; hacer brillar; igualar; aplanar; abrillantar-
chispear werkwoord
-
brillar werkwoord
-
hacer brillar werkwoord
-
igualar werkwoord
-
aplanar werkwoord
-
abrillantar werkwoord
-
-
flimmern (dämmern; schimmern; glimmen)
apuntar el día; amanecer; resplandecer-
apuntar el día werkwoord
-
amanecer werkwoord
-
resplandecer werkwoord
-
-
flimmern (etwas ausstrahlen; strahlen; leuchten; erleuchten; glühen; glänzen; glitzern)
-
flimmern (zittern; beben; zucken; vibrieren)
estremecerse-
estremecerse werkwoord
-
Conjugations for flimmern:
Präsens
- flimmre
- flimmerst
- flimmert
- flimmern
- flimmert
- flimmern
Imperfekt
- flimmerte
- flimmertest
- flimmerte
- flimmerten
- flimmertet
- flimmerten
Perfekt
- habe geflimmert
- hast geflimmert
- hat geflimmert
- haben geflimmert
- habt geflimmert
- haben geflimmert
1. Konjunktiv [1]
- flimmere
- flimmerest
- flimmere
- flimmeren
- flimmeret
- flimmeren
2. Konjunktiv
- flimmerte
- flimmertest
- flimmerte
- flimmerten
- flimmertet
- flimmerten
Futur 1
- werde flimmern
- wirst flimmern
- wird flimmern
- werden flimmern
- werdet flimmern
- werden flimmern
1. Konjunktiv [2]
- würde flimmern
- würdest flimmern
- würde flimmern
- würden flimmern
- würdet flimmern
- würden flimmern
Diverses
- flimmre!
- flimmert!
- flimmeren Sie!
- geflimmert
- flimmernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor flimmern:
Synoniemen voor "flimmern":
Flimmern:
-
Flimmern (Glitzern)
-
Flimmern (Glitzern)
-
Flimmern (Glänzen; Schimmern; Glitzern; Funkeln)
-
Flimmern (Funkeln; Flackern)
-
Flimmern (Funkeln; Lichtsignal; Schimmer; Glitzern; Glänzen; Lichtzeichen)
-
Flimmern (Schimmern; Funkeln; Blitzen)
-
Flimmern (Dämmerung; Zwielicht; Finsternis; Dämmerlicht; Halbdunkel; Glühen)