Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: ein bisschen

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: ein bisschen

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Bißchen:
- poco; poquito
- nimiedad; friolera; bagatela; nadería; insignificancia
ein bißchen:
- poco
Wiktionary:
- ein bisschen → un poco, un poquito
- bisschen → poco, pizca

Duits

Uitgebreide vertaling voor ein bisschen (Duits) in het Spaans

bisschen:

Synoniemen voor "bisschen":

bissel; bisserl; wenig; ein klein bisschen; ein kleines bisschen; ein Schuss; ein Spritzer; ein wenig; eine Prise; einen Tacken; einen Tick; etwas; Abstufung; Grad; Maß
kleinster Teil

Wiktionary: bisschen

bisschen

undeklinierbar: ein klein wenig, eine kleine Menge von etwas
- bisschen → poco

Cross Translation:

From	To	Via
• bisschen	→ pizca	↔ modicum — small amount
• bisschen	→ poco	↔ beetje — een kleine hoeveelheid.

Bißchen:

Bißchen [die ~] zelfstandig naamwoord

die Bißchen
el poco; el poquito
- poco [el ~] zelfstandig naamwoord
- poquito [el ~] zelfstandig naamwoord

Bißchen [das ~] zelfstandig naamwoord

Bißchen (Wenig)
la nimiedad; la friolera; la bagatela; la nadería; la insignificancia
- nimiedad [la ~] zelfstandig naamwoord
- friolera [la ~] zelfstandig naamwoord
- bagatela [la ~] zelfstandig naamwoord
- nadería [la ~] zelfstandig naamwoord
- insignificancia [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Bißchen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bagatela	Bißchen; Wenig	Bagatelle; Ding; Dingelchen; Kinderarbeit; Kleinigkeit; Lappalie
friolera	Bißchen; Wenig	Bagatelle; Detail; Ding; Dingelchen; Einzelheit; Fröstling; Kinderarbeit; Kleinigkeit; Lappalie; Nebensache; kleines Geschenk
insignificancia	Bißchen; Wenig	Albernheit; Bagatelle; Betriebsamkeit; Ding; Dingelchen; Dummheit; Einfachheit; Einfalt; Einfältigkeit; Emsigkeit; Gedränge; Geistlosigkeit; Geschäftigkeit; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Gutgläubigkeit; Hektik; Kindlichkeit; Kleinigkeit; Lappalie; Naivität; Nichtigkeit; Schlichtheit; Stummheit; Stumpfsinnigkeit; Taubstummheit; Treiben; Trubel; Ungültigkeit; Unschuld; gar nichts; überhaupt nichts
nadería	Bißchen; Wenig	Albernheit; Bagatelle; Ding; Dingelchen; Einfältigkeit; Geistlosigkeit; Kleinigkeit; Lappalie
nimiedad	Bißchen; Wenig	Bagatelle; Ding; Dingelchen; Feigheit; Feigherzigkeit; Kleinigkeit; Lappalie; Ängstlichkeit
poco	Bißchen
poquito	Bißchen	Prise; Spur
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
poco		armselig; banal; dürftig; ein bißchen; einige; etwas; gering; geringfügig; gewisse; karg; knapp; kärglich; mager; minimal; nicht im überfluss; nichtig; sehr gering; sehr klein; sparsam; spärlich; wenig; winzig; ärmlich

ein bißchen:

ein bißchen bijvoeglijk naamwoord

ein bißchen
poco
- poco bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor ein bißchen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
poco		Bißchen
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
poco	ein bißchen	armselig; banal; dürftig; einige; etwas; gering; geringfügig; gewisse; karg; knapp; kärglich; mager; minimal; nicht im überfluss; nichtig; sehr gering; sehr klein; sparsam; spärlich; wenig; winzig; ärmlich

Wiktionary: ein bisschen

Cross Translation:

From	To	Via
• ein bisschen	→ un poco; un poquito	↔ a little — to a small extent or degree

Verwante vertalingen van ein bisschen

Bißchen