Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Zoek: Wochentag

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Wochentag

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Wochentag:
- día de trabajo; jornada laboral; día laborable; día de cada día; cotidiano
Wiktionary:
- Wochentag → día de la semana

Duits

Uitgebreide vertaling voor Wochentag (Duits) in het Spaans

Wochentag:

Wochentag [der ~] zelfstandig naamwoord

der Wochentag (Arbeitstag; Werktag)
el día de trabajo; la jornada laboral; el día laborable; el día de cada día
- día de trabajo [el ~] zelfstandig naamwoord
- jornada laboral [la ~] zelfstandig naamwoord
- día laborable [el ~] zelfstandig naamwoord
- día de cada día [el ~] zelfstandig naamwoord
der Wochentag
el día de cada día; el cotidiano
- día de cada día [el ~] zelfstandig naamwoord
- cotidiano [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Wochentag:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cotidiano	Wochentag
día de cada día	Arbeitstag; Werktag; Wochentag	Alltag
día de trabajo	Arbeitstag; Werktag; Wochentag	Alltag
día laborable	Arbeitstag; Werktag; Wochentag	Alltag; Werktag
jornada laboral	Arbeitstag; Werktag; Wochentag	Alltag; Arbeitstag; Arbeitszeit; Bürostunden
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cotidiano		alltäglich; durchschnittlich

Synoniemen voor "Wochentag":

Tag der Woche; Datum; Zeitangabe; Zeitpunkt

Wiktionary: Wochentag

Wochentag

noun

(jeder) Tag der WocheWeitverbreitete, früher nur umgangssprachliche aber neuerdings auch offizielle Bedeutung, die noch nicht in Duden oder Digitales Wörterbuch der deutschen Sprache verzeichnet ist. In Fahrplänen in Deutschland bedeutete "Wochentag" früher Montag bis Samstag und wurde im Gegensatz zu "Werktag
- Wochentag → día de la semana