Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Uhr:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Uhr (Duits) in het Spaans

Uhr:

Uhr [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Uhr (Zeitraum; Zeitabschnitt; Abschnitt)
    la hora; la hora de clase; la hora lectiva; el período
  2. die Uhr
    el reloj
    • reloj [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. die Uhr (Armbanduhr)
    el reloj; el reloj de pulsera
  4. die Uhr (Systemuhr)

Vertaal Matrix voor Uhr:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hora Abschnitt; Uhr; Zeitabschnitt; Zeitraum Schulstunde; Stunde; Unterricht; Unterrichtsstunde; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitalter; Zeitpunkt; Zeitraum; time
hora de clase Abschnitt; Uhr; Zeitabschnitt; Zeitraum Klasse; Klassenlokal; Klassenzimmer; Schulraum; Schulstunde; Schulzimmer; Stunde; Unterricht; Unterrichtsstunde; Unterrrichtsraum
hora lectiva Abschnitt; Uhr; Zeitabschnitt; Zeitraum Klasse; Klassenlokal; Klassenzimmer; Schulraum; Schulzimmer; Unterrrichtsraum
período Abschnitt; Uhr; Zeitabschnitt; Zeitraum Abschnitt; Entwicklungsphase; Epoche; Frist; Interim; Menstruation; Parcours; Periode; Phase; Spanne; Stadium; Strecke; Termin; Unwohlsein; Weilchen; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitalter; Zeitraum; Zeitspanne; Zwischenraum; Zwischenzeit
reloj Armbanduhr; Uhr Gehwerk; Uhrwerk
reloj de pulsera Armbanduhr; Uhr
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
reloj Systemuhr; Uhr
reloj del sistema Systemuhr; Uhr

Synoniemen voor "Uhr":


Wiktionary: Uhr

Uhr
noun
  1. Instrument zur Messung der Zeit, Chronometer
  2. Zusatz zur (offiziellen) Zeitangabe, zur Frage nach dem Zeitpunkt; siehe auch: Verzeichnis:Deutsch/Uhrzeit

Cross Translation:
FromToVia
Uhr reloj clock — instrument to measure or keep track of time
Uhr reloj watch — portable or wearable timepiece
Uhr reloj uurwerk — een mechaniek dat de tijd bijhoudt of aangeeft
Uhr reloj horloge — horloge
Uhr reloj pendulehorloge d’appartement dont le mouvement régulariser par un pendule.

Verwante vertalingen van Uhr