Gebrauch: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

Gebrauch:
- aplicación; utilización; manejo; hábito; consumo; uso comercial; tradición; costumbre; uso
Wiktionary:
- Gebrauch → uso, costumbre, hábito, apelación, recurso

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gebrauch (Duits) in het Spaans

Gebrauch:

Gebrauch [der ~] zelfstandig naamwoord

der Gebrauch (Handhabung; Benutzung; Verwendung; Anwendung; Nutzung; Verwertung; Hantieren)
la aplicación; la utilización; el manejo; el hábito; el consumo; el uso comercial; la tradición
- aplicación [la ~] zelfstandig naamwoord
- utilización [la ~] zelfstandig naamwoord
- manejo [el ~] zelfstandig naamwoord
- hábito [el ~] zelfstandig naamwoord
- consumo [el ~] zelfstandig naamwoord
- uso comercial [el ~] zelfstandig naamwoord
- tradición [la ~] zelfstandig naamwoord
der Gebrauch (Anwendung; Benutzung; Verwendung)
la costumbre; el hábito
- costumbre [la ~] zelfstandig naamwoord
- hábito [el ~] zelfstandig naamwoord
der Gebrauch (Anwendung; Verwendung; Benutzung)
la aplicación; la utilización; el uso
- aplicación [la ~] zelfstandig naamwoord
- utilización [la ~] zelfstandig naamwoord
- uso [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gebrauch:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aplicación	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung	Anwendung; Anwendungsgebiet; App; Applikation; Commerce Server-Anwendung; Commerce-Anwendung; Industrie; Industriezweig; Programm; Verwendung
consumo	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung	Konsum; Verbrauch; Verzehr
costumbre	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Verwendung	Allgemeinheit; Angewohnheit; Brauch; Bräuche; Gepflogenheit; Gesamtheit; Gewohnheit; Gültigkeit; Sitte; Sitten; Tradition; Volksbrauch; Volkssitte
hábito	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung	Allgemeinheit; Angewohnheit; Brauch; Gepflogenheit; Gesamtheit; Gewand; Gewohnheit; Gültigkeit; Kirchengewand; Kirchenmantel; Kutte; Sitte; Tradition; Volksbrauch; Volkssitte
manejo	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung
tradición	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung	Angewohnheit; Brauch; Gepflogenheit; Gewohnheit; Legende; Sitte; Tradition; Volksbrauch; Volkssitte; Überlieferung
uso	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Verwendung	Angewohnheit; Brauch; Bräuche; Gepflogenheit; Gewohnheit; Sitte; Sitten; Tradition; Verwendung; Volksbrauch; Volkssitte
uso comercial	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung
utilización	Anwendung; Benutzung; Gebrauch; Handhabung; Hantieren; Nutzung; Verwendung; Verwertung	Ausbeutung; Ingebrauchnahme; Nutzbarmachung; Nutzung; Verbrauch; Verwendung; Verwertung

Synoniemen voor "Gebrauch":

Anwendung; Benutzung; Einsatz; Ergreifung; Inanspruchnahme; Indienstnahme; Nutzung; Verwendung

Wiktionary: Gebrauch

Cross Translation:

From	To	Via
• Gebrauch	→ uso	↔ use — act of using
• Gebrauch	→ costumbre; uso; hábito	↔ coutume — À trier
• Gebrauch	→ costumbre; hábito	↔ habitude — disposition acquérir par des actes réitérer.
• Gebrauch	→ uso; apelación; recurso	↔ recours — action par laquelle on rechercher de l’assistance, du secours.

Verwante vertalingen van Gebrauch

Remove Ads

Duitse en Spaanse zoekresultaten voor: Gebrauch

Uitgebreide vertaling voor Gebrauch (Duits) in het Spaans

Gebrauch:

Gebrauch [der ~] zelfstandig naamwoord

der Gebrauch (Handhabung; Benutzung; Verwendung; Anwendung; Nutzung; Verwertung; Hantieren)

der Gebrauch (Anwendung; Benutzung; Verwendung)

der Gebrauch (Anwendung; Verwendung; Benutzung)

Vertaal Matrix voor Gebrauch:

Synoniemen voor "Gebrauch":

Wiktionary: Gebrauch

Verwante vertalingen van Gebrauch