Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal zwitschern

Vertaal zwitschern van Duits naar Spaans

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

zwitschern:
- cantar; trinar; gorjear; piar; garlar
Wiktionary:
- zwitschern → gorjear, echar un trago
- zwitschern → trinar, piar, gorjear

Duits

Uitgebreide vertaling voor zwitschern (Duits) in het Spaans

zwitschern:

zwitschern werkwoord (zwitschere, zwitscherst, zwitschert, zwitscherte, zwitschertet, gezwitschert)

zwitschern (trällern)
cantar; trinar; gorjear
- cantar werkwoord
- trinar werkwoord
- gorjear werkwoord
zwitschern (zirpen; trällern)
cantar; piar; trinar; gorjear; garlar
- cantar werkwoord
- piar werkwoord
- trinar werkwoord
- gorjear werkwoord
- garlar werkwoord

Conjugations for zwitschern:

Präsens

zwitschere
zwitscherst
zwitschert
zwitscheren
zwitschert
zwitscheren

Imperfekt

zwitscherte
zwitschertest
zwitscherte
zwitscherten
zwitschertet
zwitscherten

Perfekt

habe gezwitschert
hast gezwitschert
hat gezwitschert
haben gezwitschert
habt gezwitschert
haben gezwitschert

1. Konjunktiv [1]

zwitschere
zwitscherest
zwitschere
zwitscheren
zwitscheret
zwitscheren

2. Konjunktiv

zwitscherte
zwitschertest
zwitscherte
zwitscherten
zwitschertet
zwitscherten

Futur 1

werde zwitschern
wirst zwitschern
wird zwitschern
werden zwitschern
werdet zwitschern
werden zwitschern

1. Konjunktiv [2]

würde zwitschern
würdest zwitschern
würde zwitschern
würden zwitschern
würdet zwitschern
würden zwitschern

Diverses

zwitscher!
zwitschert!
zwitscheren Sie!
gezwitschert
zwitschernd

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zwitschern:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cantar		Gesang; Lied; Liedchen; Melodie
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
cantar	trällern; zirpen; zwitschern	ausplappern; ausplaudern; ausschwatzen; bemerken; krähen; merken; singen; spüren; verraten; wahrnehmen
garlar	trällern; zirpen; zwitschern
gorjear	trällern; zirpen; zwitschern	krähen
piar	trällern; zirpen; zwitschern	flennen; heulen; jammern; schluchzen; schnarchen; weinen; wimmern; winseln
trinar	trällern; zirpen; zwitschern	singen; skandieren

Synoniemen voor "zwitschern":

zirpen

Wiktionary: zwitschern

zwitschern

verb

eine Reihe aufeinander folgender Töne von sich geben (meist im Zusammenhang mit Vogel)
- zwitschern → gorjear
einen zwitschern: ein alkoholisches Getränk zu sich nehmen
- zwitschern → echar un trago

Cross Translation:

From	To	Via
• zwitschern	→ trinar	↔ chirp — birds
• zwitschern	→ piar	↔ tweet — to make a short high-pitched sound
• zwitschern	→ piar; gorjear	↔ pépier — émettre de petits cris, comme font les petits oiseaux.