Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
zurücklegen:
- cubrir mucha distancia; recorrer mucho; reservarse; dejar de lado; reponer; poner de nuevo; volver a poner; rebajar; volver a su lugar; apartar; poner en el establo; poner en el garaje; poner a un lado; depositar sobre; aislar; guardar; separar; poner aparte; atesorar; plantar en tiesto; acumular a escondidas; entalegar; reservar; contener; negar; no aceptar; rechazar
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor zurücklegen (Duits) in het Spaans
zurücklegen:
zurücklegen werkwoord (lege zurück, legst zurück, legt zurück, legte zurück, legtet zurück, zurückgelegt)
-
zurücklegen (ablegen)
-
zurücklegen (offenhalten; vorbehalten; freihalten; zurückhalten; beiseite legen; zurückstellen; zur Seite legen; zurückbehalten; auf die Seitelegen)
-
zurücklegen (zurücksetzen; vertreten; zurückversetzen; wiederwählen)
reponer; poner de nuevo; volver a poner; rebajar; volver a su lugar-
reponer werkwoord
-
poner de nuevo werkwoord
-
volver a poner werkwoord
-
rebajar werkwoord
-
volver a su lugar werkwoord
-
-
zurücklegen (weglegen; ablegen; hinlegen; abstellen; einstellen; unterstellen; fortsetzen; abschießen; betten; einstallen)
apartar; poner en el establo; poner en el garaje; poner a un lado; depositar sobre-
apartar werkwoord
-
poner en el establo werkwoord
-
poner en el garaje werkwoord
-
poner a un lado werkwoord
-
depositar sobre werkwoord
-
-
zurücklegen (auf die Seite legen; beiseitelegen)
aislar; guardar; separar; apartar; poner aparte-
aislar werkwoord
-
guardar werkwoord
-
separar werkwoord
-
apartar werkwoord
-
poner aparte werkwoord
-
-
zurücklegen (auf die Seite legen; horten; hamstern; beiseite legen)
guardar; atesorar; plantar en tiesto; separar; poner aparte; acumular a escondidas; entalegar-
guardar werkwoord
-
atesorar werkwoord
-
plantar en tiesto werkwoord
-
separar werkwoord
-
poner aparte werkwoord
-
acumular a escondidas werkwoord
-
entalegar werkwoord
-
-
zurücklegen (reservieren; zurückhalten; auf die Seite legen; zurückstellen; zur Seite legen; beiseite legen)
reservar; dejar de lado; contener; reservarse; negar; no aceptar; rechazar; poner aparte-
reservar werkwoord
-
dejar de lado werkwoord
-
contener werkwoord
-
reservarse werkwoord
-
negar werkwoord
-
no aceptar werkwoord
-
rechazar werkwoord
-
poner aparte werkwoord
-
Conjugations for zurücklegen:
Präsens
- lege zurück
- legst zurück
- legt zurück
- legen zurück
- legt zurück
- legen zurück
Imperfekt
- legte zurück
- legtest zurück
- legte zurück
- legten zurück
- legtet zurück
- legten zurück
Perfekt
- habe zurückgelegt
- hast zurückgelegt
- hat zurückgelegt
- haben zurückgelegt
- habt zurückgelegt
- haben zurückgelegt
1. Konjunktiv [1]
- lege zurück
- legest zurück
- lege zurück
- legen zurück
- leget zurück
- legen zurück
2. Konjunktiv
- legte zurück
- legtest zurück
- legte zurück
- legten zurück
- legtet zurück
- legten zurück
Futur 1
- werde zurücklegen
- wirst zurücklegen
- wird zurücklegen
- werden zurücklegen
- werdet zurücklegen
- werden zurücklegen
1. Konjunktiv [2]
- würde zurücklegen
- würdest zurücklegen
- würde zurücklegen
- würden zurücklegen
- würdet zurücklegen
- würden zurücklegen
Diverses
- leg zurück!
- legt zurück!
- legen Sie zurück!
- zurückgelegt
- zurücklegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor zurücklegen:
Synoniemen voor "zurücklegen":
Wiktionary: zurücklegen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zurücklegen | → reponer | ↔ terugleggen — terug plaatsen |
• zurücklegen | → recorrer | ↔ afleggen — afstand overbruggen |
• zurücklegen | → arrebatar; eliminar | ↔ ôter — tirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux. |
Computer vertaling door derden: