Duits
Uitgebreide vertaling voor zupfen (Duits) in het Spaans
zupfen:
-
zupfen (schlagen)
-
zupfen (entwirren; aussuchen; heraussuchen; erforschen; ausfransen; trennen; ergründen; herauspicken; erkunden; entziffern; klauben; entknoten; sammeln; auswählen; auflösen; forschen; sieben; sortieren; sichten; rupfen; stochern; auslesen; selektieren; auskundschaften; enträtseln; aussondern; zerfasern; ausfädeln; aufknöpfen; ausfasern; aufknoten; auseinanderfasern; aufdröseln)
investigar; averiguar; desenredar; desmenuzar; resolver; deshilachar; destejer; deshacer; descifrar; deshilar-
investigar werkwoord
-
averiguar werkwoord
-
desenredar werkwoord
-
desmenuzar werkwoord
-
resolver werkwoord
-
deshilachar werkwoord
-
destejer werkwoord
-
deshacer werkwoord
-
descifrar werkwoord
-
deshilar werkwoord
-
Conjugations for zupfen:
Präsens
- zupfe
- zupfst
- zupft
- zupfen
- zupft
- zupfen
Imperfekt
- zupfte
- zupftest
- zupfte
- zupften
- zupftet
- zupften
Perfekt
- habe gezupft
- hast gezupft
- hat gezupft
- haben gezupft
- habt gezupft
- haben gezupft
1. Konjunktiv [1]
- zupfe
- zupfest
- zupfe
- zupfen
- zupfet
- zupfen
2. Konjunktiv
- zupfte
- zupftest
- zupfte
- zupften
- zupftet
- zupften
Futur 1
- werde zupfen
- wirst zupfen
- wird zupfen
- werden zupfen
- werdet zupfen
- werden zupfen
1. Konjunktiv [2]
- würde zupfen
- würdest zupfen
- würde zupfen
- würden zupfen
- würdet zupfen
- würden zupfen
Diverses
- zupf!
- zupft!
- zupfen Sie!
- gezupft
- zupfend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor zupfen:
Synoniemen voor "zupfen":
Computer vertaling door derden: