Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
- zittern:
-
Wiktionary:
- zittern → temblar
- zittern → rehilar, vibrar, tiritar, temblar, temblar de frio, escalofrio
Duits
Uitgebreide vertaling voor zittern (Duits) in het Spaans
zittern:
-
zittern (vibrieren; zucken)
-
zittern (frösteln; beben; bibbern; zucken; vibrieren)
-
zittern (beben; zucken; flimmern; vibrieren)
estremecerse-
estremecerse werkwoord
-
-
zittern
vibrar del calor-
vibrar del calor werkwoord
-
-
zittern (zähneklappern; frösteln; frieren; beben; schaudern; schnattern; schlottern)
dentellar; acanalar; aterirse; tener frío; dar diente con diente; pasar frío-
dentellar werkwoord
-
acanalar werkwoord
-
aterirse werkwoord
-
tener frío werkwoord
-
dar diente con diente werkwoord
-
pasar frío werkwoord
-
Conjugations for zittern:
Präsens
- zittere
- zitterst
- zittert
- zitteren
- zittert
- zitteren
Imperfekt
- zitterte
- zittertest
- zitterte
- zitterten
- zittertet
- zitterten
Perfekt
- habe gezittert
- hast gezittert
- hat gezittert
- haben gezittert
- habt gezittert
- haben gezittert
1. Konjunktiv [1]
- zittere
- zitterest
- zittere
- zitteren
- zitteret
- zitteren
2. Konjunktiv
- zitterte
- zittertest
- zitterte
- zitterten
- zittertet
- zitterten
Futur 1
- werde zittern
- wirst zittern
- wird zittern
- werden zittern
- werdet zittern
- werden zittern
1. Konjunktiv [2]
- würde zittern
- würdest zittern
- würde zittern
- würden zittern
- würdet zittern
- würden zittern
Diverses
- zitter!
- zittert!
- zitteren Sie!
- gezittert
- zitternd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor zittern:
Synoniemen voor "zittern":
Wiktionary: zittern
zittern
Cross Translation:
verb
-
kleine, unkontrollierte, wiederholte Hin- und Herbewegungen ausführen
- zittern → temblar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zittern | → rehilar; vibrar | ↔ trillen — snel heen een weer bewegen |
• zittern | → tiritar; temblar | ↔ bibberen — hevig trillen van kou of angst |
• zittern | → temblar | ↔ beven — hard en heftig trillen |
• zittern | → tiritar; temblar de frio; escalofrio | ↔ shiver — to tremble or shake |
• zittern | → temblar | ↔ tremble — to shake |
• zittern | → temblar | ↔ trembler — Être agité de petites et fréquentes secousses. (Sens général) |