Duits
Uitgebreide vertaling voor weglassen (Duits) in het Spaans
weglassen:
-
weglassen (auslassen)
Conjugations for weglassen:
Präsens
- lasse weg
- läßt weg
- läßt weg
- lassen weg
- lasst weg
- lassen weg
Imperfekt
- ließ weg
- ließt weg
- ließ weg
- ließen weg
- ließt weg
- ließen weg
Perfekt
- habe weggelassen
- hast weggelassen
- hat weggelassen
- haben weggelassen
- habt weggelassen
- haben weggelassen
1. Konjunktiv [1]
- lasse weg
- lassest weg
- lasse weg
- lassen weg
- lasset weg
- lassen weg
2. Konjunktiv
- ließe weg
- ließest weg
- ließe weg
- ließen weg
- ließet weg
- ließen weg
Futur 1
- werde weglassen
- wirst weglassen
- wird weglassen
- werden weglassen
- werdet weglassen
- werden weglassen
1. Konjunktiv [2]
- würde weglassen
- würdest weglassen
- würde weglassen
- würden weglassen
- würdet weglassen
- würden weglassen
Diverses
- lass weg!
- lasst weg!
- lassen Sie weg!
- weggelassen
- weglassend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor weglassen:
| Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| saltarse | sich häuten | |
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| omititr | auslassen; weglassen | |
| pasar por alto | auslassen; weglassen | auslassen; aussetzen; einschießen; herüberspringen; hinüberspringen; springen; verbergen; verfehlen; verheimlichen; verpassen; verschweigen; verstecken; vorbeisehen; zurückhalten; übergehen; überschlagen; übersehen; überspringen |
| saltarse | auslassen; weglassen | anspringen |