Duits
Uitgebreide vertaling voor wegfliegen (Duits) in het Spaans
wegfliegen:
-
wegfliegen (aufsteigen; abfliegen; fortfliegen)
volarse; desencajarse; echarse a volar-
volarse werkwoord
-
desencajarse werkwoord
-
echarse a volar werkwoord
-
-
wegfliegen (verwehen; wegwehen; fortfliegen; davoneilen; wegsausen)
irse con el viento; echarse a volar; volarse-
irse con el viento werkwoord
-
echarse a volar werkwoord
-
volarse werkwoord
-
Conjugations for wegfliegen:
Präsens
- fliege weg
- fliegst weg
- fliegt weg
- fliegen weg
- fliegt weg
- fliegen weg
Imperfekt
- flog weg
- flogst weg
- flog weg
- flogen weg
- floget weg
- flogen weg
Perfekt
- bin weggeflogen
- bist weggeflogen
- ist weggeflogen
- sind weggeflogen
- seid weggeflogen
- sind weggeflogen
1. Konjunktiv [1]
- fliege weg
- fliegest weg
- fliege weg
- fliegen weg
- flieget weg
- fliegen weg
2. Konjunktiv
- flöge weg
- flögest weg
- flöge weg
- flögen weg
- flöget weg
- flögen weg
Futur 1
- werde wegfliegen
- wirst wegfliegen
- wird wegfliegen
- werden wegfliegen
- werdet wegfliegen
- werden wegfliegen
1. Konjunktiv [2]
- würde wegfliegen
- würdest wegfliegen
- würde wegfliegen
- würden wegfliegen
- würdet wegfliegen
- würden wegfliegen
Diverses
- flieg weg!
- fliegt weg!
- fliegen Sie weg!
- weggeflogen
- wegfliegend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor wegfliegen:
Synoniemen voor "wegfliegen":
Computer vertaling door derden: