Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. versiegelt:
  2. versiegeln:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor versiegelt (Duits) in het Spaans

versiegelt:

versiegelt bijvoeglijk naamwoord

  1. versiegelt
    sellado

Vertaal Matrix voor versiegelt:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
sellado Versiegeln
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sellado versiegelt abgedichtet; eingeschlossen; es liegt in der Art; frankiert; freigemacht; teil; typisch; typisch für; umzingelt

versiegeln:

versiegeln werkwoord (versiegele, versiegelst, versiegelt, versiegelte, versiegeltet, versiegelt)

  1. versiegeln (abschliessen; isolieren; abdichten)
    lacrar; sellar; precintar
  2. versiegeln
  3. versiegeln
    sellar

Conjugations for versiegeln:

Präsens
  1. versiegele
  2. versiegelst
  3. versiegelt
  4. versiegelen
  5. versiegelt
  6. versiegelen
Imperfekt
  1. versiegelte
  2. versiegeltest
  3. versiegelte
  4. versiegelten
  5. versiegeltet
  6. versiegelten
Perfekt
  1. habe versiegelt
  2. hast versiegelt
  3. hat versiegelt
  4. haben versiegelt
  5. habt versiegelt
  6. haben versiegelt
1. Konjunktiv [1]
  1. versiegele
  2. versiegelest
  3. versiegele
  4. versiegelen
  5. versiegelet
  6. versiegelen
2. Konjunktiv
  1. versiegelte
  2. versiegeltest
  3. versiegelte
  4. versiegelten
  5. versiegeltet
  6. versiegelten
Futur 1
  1. werde versiegeln
  2. wirst versiegeln
  3. wird versiegeln
  4. werden versiegeln
  5. werdet versiegeln
  6. werden versiegeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde versiegeln
  2. würdest versiegeln
  3. würde versiegeln
  4. würden versiegeln
  5. würdet versiegeln
  6. würden versiegeln
Diverses
  1. versiegel!
  2. versiegelt!
  3. versiegelen Sie!
  4. versiegelt
  5. versiegelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor versiegeln:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aplicar una capa de antioxidante versiegeln
lacrar abdichten; abschliessen; isolieren; versiegeln
precintar abdichten; abschliessen; isolieren; versiegeln beglaubigen; bescheinigen; bestaetigen; signalisieren
sellar abdichten; abschliessen; isolieren; versiegeln abdichten; abschliessen; abstempeln; beglaubigen; bescheinigen; besiegeln; bestaetigen; isolieren; prägen; schließen; signalisieren; sperren; stempeln; verriegeln; verschließen; zumachen; zusperren

Synoniemen voor "versiegeln":


Wiktionary: versiegeln


Cross Translation:
FromToVia
versiegeln sellar; lacrar sceller — Marquer d’un sceau