Duits
Uitgebreide vertaling voor verschieben (Duits) in het Spaans
verschieben:
-
verschieben (hinausschieben; vertagen; verlegen; aufschieben)
posponer; tardar; postergarse; aplazar; postergar; retrasar; retrasarse; demorar; ganar tiempo; dejar en suspenso; dejar para más tarde; diferir-
posponer werkwoord
-
tardar werkwoord
-
postergarse werkwoord
-
aplazar werkwoord
-
postergar werkwoord
-
retrasar werkwoord
-
retrasarse werkwoord
-
demorar werkwoord
-
ganar tiempo werkwoord
-
dejar en suspenso werkwoord
-
dejar para más tarde werkwoord
-
diferir werkwoord
-
-
verschieben (verlegen; verstellen; verrücken; verschleppen)
trasladar; mover; desplazar; cambiar la fecha; transferir; cambiar de lugar; cambiar de sitio-
trasladar werkwoord
-
mover werkwoord
-
desplazar werkwoord
-
cambiar la fecha werkwoord
-
transferir werkwoord
-
cambiar de lugar werkwoord
-
cambiar de sitio werkwoord
-
-
verschieben (rücken; versetzen; umstellen; verlegen; verstellen; zusammenrücken; sichversetzen; setzen; verrücken; einrücken; aufrücken; zur Seite rücken)
ceder el sitio-
ceder el sitio werkwoord
-
-
verschieben (verrücken; aufschieben)
-
verschieben (den Standort verändern; versetzen; umstellen; verrücken; übertragen; überführen; verstellen)
transferir-
transferir werkwoord
-
-
verschieben (etwas umstellen; verrücken; verstellen; zur Seite rücken)
mover; desplazar; diferirse; cambiar de sitio; cambiar de lugar; despachar-
mover werkwoord
-
desplazar werkwoord
-
diferirse werkwoord
-
cambiar de sitio werkwoord
-
cambiar de lugar werkwoord
-
despachar werkwoord
-
-
verschieben
-
verschieben (Translation ausführen)
Conjugations for verschieben:
Präsens
- verschiebe
- verschiebst
- verschiebt
- verschieben
- verschiebt
- verschieben
Imperfekt
- verschob
- verschobst
- verschob
- verschoben
- verschobt
- verschoben
Perfekt
- habe verschoben
- hast verschoben
- hat verschoben
- haben verschoben
- habt verschoben
- haben verschoben
1. Konjunktiv [1]
- verschiebe
- verschiebest
- verschiebe
- verschieben
- verschiebet
- verschieben
2. Konjunktiv
- verschöbe
- verschöbest
- verschöbe
- verschöben
- verschöbet
- verschöben
Futur 1
- werde verschieben
- wirst verschieben
- wird verschieben
- werden verschieben
- werdet verschieben
- werden verschieben
1. Konjunktiv [2]
- würde verschieben
- würdest verschieben
- würde verschieben
- würden verschieben
- würdet verschieben
- würden verschieben
Diverses
- verschieb!
- verschiebt!
- verschieben Sie!
- verschoben
- verschiebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verschieben:
Synoniemen voor "verschieben":
Wiktionary: verschieben
verschieben
Cross Translation:
verb
-
etwas von einem an einen anderen Ort bewegen
- verschieben → mover
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verschieben | → retardar; demorar; diferir; aplazar | ↔ uitstellen — naar een later tijdstip verschuiven |
• verschieben | → aplazar; postergar; atrasar; perecear; posponer | ↔ postpone — to delay or put off an event |
• verschieben | → mover | ↔ shift — to move from one place to another |
• verschieben | → trasladar; mover; desplazar | ↔ déplacer — Prendre quelque chose et le placer ailleurs. |