Duits
Uitgebreide vertaling voor verdammt (Duits) in het Spaans
verdammt:
-
verdammt
-
verdammt
-
verdammt
-
verdammt (verdammt noch mal)
-
verdammt (verdammtnochmal)
condenado; maldito; que no vale nada; sin valor-
condenado bijvoeglijk naamwoord
-
maldito bijvoeglijk naamwoord
-
que no vale nada bijvoeglijk naamwoord
-
sin valor bijvoeglijk naamwoord
-
-
verdammt (verstoßen)
-
verdammt (verflixt; verflucht)
-
verdammt (verflucht; verflixt; verteufelt)
Vertaal Matrix voor verdammt:
Wiktionary: verdammt
verdammt
Cross Translation:
adjective
-
zu etwas gezwungen, veranlasst
- verdammt → maldito
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verdammt | → joder; mierda; maldita sea | ↔ dammit — expression of anger or disappointment |
• verdammt | → maldito | ↔ damn — use of damn as a swear word |
• verdammt | → maldito | ↔ damned — god-forsaken |
• verdammt | → puto | ↔ goddamn — intensifier |
• verdammt | → puto; maldito; desgraciado; chingado; pinche | ↔ fils de pute — Équivalent de « putain de » |
verdammt vorm van verdammen:
-
verdammen (verfluchen; verwünschen)
-
verdammen (zur Hölle wünschen; verurteilen; aburteilen; das Urteil sprechen)
Conjugations for verdammen:
Präsens
- verdamme
- verdammst
- verdammt
- verdammen
- verdammt
- verdammen
Imperfekt
- verdammte
- verdammtest
- verdammte
- verdammten
- verdammtet
- verdammten
Perfekt
- habe verdammt
- hast verdammt
- hat verdammt
- haben verdammt
- habt verdammt
- haben verdammt
1. Konjunktiv [1]
- verdamme
- verdammest
- verdamme
- verdammen
- verdammet
- verdammen
2. Konjunktiv
- verdammte
- verdammtest
- verdammte
- verdammten
- verdammtet
- verdammten
Futur 1
- werde verdammen
- wirst verdammen
- wird verdammen
- werden verdammen
- werdet verdammen
- werden verdammen
1. Konjunktiv [2]
- würde verdammen
- würdest verdammen
- würde verdammen
- würden verdammen
- würdet verdammen
- würden verdammen
Diverses
- verdamm!
- verdammt!
- verdammen Sie!
- verdammt
- verdammend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verdammen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
condenar | aburteilen; das Urteil sprechen; verdammen; verfluchen; verurteilen; verwünschen; zur Hölle wünschen | bestrafen; blamieren; das Urteil sprechen; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verfolgen; verketzern; verleumden; verteufeln; verurteilen; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen |
imprecar | verdammen; verfluchen; verwünschen | ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; lärmen; meckern; poltern; schelten; schimpfen; wettern |
maldecir | aburteilen; das Urteil sprechen; verdammen; verfluchen; verurteilen; verwünschen; zur Hölle wünschen | ausschimpfen; beschimpfen; brüllen; fluchen; klatschen; lästern; maulen; meckern; rasen; schelten; schimpfen; schmollen; toben; tosen; tratschen; wettern; wüten; wütend sein |
Synoniemen voor "verdammen":
Wiktionary: verdammen
Computer vertaling door derden: