Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
trübe:
- lluvioso; oscuro; triste; doloroso; afligido; dolorido; quejoso; plañidero; penoso; apenado; miserable; trágico; quejumbroso; lamentable; desgraciado; deplorable; lastimoso; mísero; vago; borroso; insulso; descolorido; indefinido; confuso; inseguro; no claro; dudoso; defectuoso; vacilante; no seguro; infinito; inestable; espinoso; turbio; indeterminado; incierto; misterioso; tenebroso; impreciso; impuro; cuestionable; incalculable; embarrado; túrbido; enfangado; gris; de llovizna; cochino; puerco; sucio; cochambroso; nebuloso; opaco; poco claro; siniestro; sospechoso; sombrío; obscuro; tétrico; lóbrego; lanoso; sospechosamente; poco fiable; lanífero; mate; apagado; arcilloso; fangoso
- trüben:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor trübe (Duits) in het Spaans
trübe:
-
trübe (regnerisch; naß; trüb)
-
trübe (unbeleuchtet; dunkel; düster; gedrückt; finster; trüb)
-
trübe (trauernd; traurig; Ich bedauere es nicht!; trüb; trübsinnig)
triste; doloroso; afligido; dolorido; quejoso; plañidero; penoso; apenado; miserable; trágico; quejumbroso; lamentable; desgraciado; deplorable; lastimoso; mísero-
triste bijvoeglijk naamwoord
-
doloroso bijvoeglijk naamwoord
-
afligido bijvoeglijk naamwoord
-
dolorido bijvoeglijk naamwoord
-
quejoso bijvoeglijk naamwoord
-
plañidero bijvoeglijk naamwoord
-
penoso bijvoeglijk naamwoord
-
apenado bijvoeglijk naamwoord
-
miserable bijvoeglijk naamwoord
-
trágico bijvoeglijk naamwoord
-
quejumbroso bijvoeglijk naamwoord
-
lamentable bijvoeglijk naamwoord
-
desgraciado bijvoeglijk naamwoord
-
deplorable bijvoeglijk naamwoord
-
lastimoso bijvoeglijk naamwoord
-
mísero bijvoeglijk naamwoord
-
-
trübe (neblig; vage; unbestimmt; diesig; flau; dunkel; fahl; verschwommen; dunstig; finster; trüb; schattenhaft)
vago; borroso; insulso; descolorido; indefinido; confuso-
vago bijvoeglijk naamwoord
-
borroso bijvoeglijk naamwoord
-
insulso bijvoeglijk naamwoord
-
descolorido bijvoeglijk naamwoord
-
indefinido bijvoeglijk naamwoord
-
confuso bijvoeglijk naamwoord
-
-
trübe (undeutlich; fragwürdig; trüb; unklar; ungewiß; vage; verworren)
vago; inseguro; confuso; no claro; dudoso; defectuoso; vacilante; no seguro; indefinido; infinito; inestable; espinoso; turbio; indeterminado; incierto; misterioso; tenebroso; impreciso; impuro; cuestionable; incalculable-
vago bijvoeglijk naamwoord
-
inseguro bijvoeglijk naamwoord
-
confuso bijvoeglijk naamwoord
-
no claro bijvoeglijk naamwoord
-
dudoso bijvoeglijk naamwoord
-
defectuoso bijvoeglijk naamwoord
-
vacilante bijvoeglijk naamwoord
-
no seguro bijvoeglijk naamwoord
-
indefinido bijvoeglijk naamwoord
-
infinito bijvoeglijk naamwoord
-
inestable bijvoeglijk naamwoord
-
espinoso bijvoeglijk naamwoord
-
turbio bijvoeglijk naamwoord
-
indeterminado bijvoeglijk naamwoord
-
incierto bijvoeglijk naamwoord
-
misterioso bijvoeglijk naamwoord
-
tenebroso bijvoeglijk naamwoord
-
impreciso bijvoeglijk naamwoord
-
impuro bijvoeglijk naamwoord
-
cuestionable bijvoeglijk naamwoord
-
incalculable bijvoeglijk naamwoord
-
-
trübe (trüb)
-
trübe (schlammig; trüb)
-
trübe (regnerisch; trüb)
triste; gris; lluvioso; de llovizna-
triste bijvoeglijk naamwoord
-
gris bijvoeglijk naamwoord
-
lluvioso bijvoeglijk naamwoord
-
de llovizna bijvoeglijk naamwoord
-
-
trübe (schmuddelig; schmutzig; faul; schlammig; fett; ekelhaft; schlampig; fettig; schmierig; stinkig; fleckig; räudig; lumpig; krätzig; widerlich; verkommen)
cochino; puerco; sucio; cochambroso-
cochino bijvoeglijk naamwoord
-
puerco bijvoeglijk naamwoord
-
sucio bijvoeglijk naamwoord
-
cochambroso bijvoeglijk naamwoord
-
-
trübe (trüb; unbestimmt; vage; verschwommen; schattenhaft)
-
trübe (undeutlich; unklar; ungewiß; unbestimmt; trüb; haarig; faul; dunkel; finster; düster; undurchsichtig; obskur; schuftig)
vago; tenebroso; poco claro; oscuro; siniestro; sospechoso; confuso; opaco; misterioso; sombrío; obscuro; tétrico; lóbrego; lanoso; sospechosamente; poco fiable; lanífero-
vago bijvoeglijk naamwoord
-
tenebroso bijvoeglijk naamwoord
-
poco claro bijvoeglijk naamwoord
-
oscuro bijvoeglijk naamwoord
-
siniestro bijvoeglijk naamwoord
-
sospechoso bijvoeglijk naamwoord
-
confuso bijvoeglijk naamwoord
-
opaco bijvoeglijk naamwoord
-
misterioso bijvoeglijk naamwoord
-
sombrío bijvoeglijk naamwoord
-
obscuro bijvoeglijk naamwoord
-
tétrico bijvoeglijk naamwoord
-
lóbrego bijvoeglijk naamwoord
-
lanoso bijvoeglijk naamwoord
-
sospechosamente bijvoeglijk naamwoord
-
poco fiable bijvoeglijk naamwoord
-
lanífero bijvoeglijk naamwoord
-
-
trübe (glanzlos; beschlagen; matt; grau; stumpf; trüb; dumpf; farblos; mattiert)
-
trübe (schlammig; sumpfig; tonig; lehmig)
Vertaal Matrix voor trübe:
Synoniemen voor "trübe":
Wiktionary: trübe
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trübe | → lóbrego | ↔ gloomy — imperfectly illuminated |
• trübe | → adusto; encapotado; cubierto; oscuro; sombrío; triste; mohino | ↔ sombre — Qui est peu éclairer ; qui recevoir peu de lumière ; qui est obscur. |
• trübe | → embotado; obtuso | ↔ terne — Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose. |
• trübe | → frondoso; espeso; denso | ↔ touffu — Qui est en touffe, qui est épais, bien garnir. |
trübe vorm van trüben:
-
trüben
-
trüben
Conjugations for trüben:
Präsens
- trübe
- trübst
- trübt
- trüben
- trübt
- trüben
Imperfekt
- trübte
- trübtest
- trübte
- trübten
- trübtet
- trübten
Perfekt
- habe getrübt
- hast getrübt
- hat getrübt
- haben getrübt
- habt getrübt
- haben getrübt
1. Konjunktiv [1]
- trübe
- trübest
- trübe
- trüben
- trübet
- trüben
2. Konjunktiv
- trübte
- trübtest
- trübte
- trübten
- trübtet
- trübten
Futur 1
- werde trüben
- wirst trüben
- wird trüben
- werden trüben
- werdet trüben
- werden trüben
1. Konjunktiv [2]
- würde trüben
- würdest trüben
- würde trüben
- würden trüben
- würdet trüben
- würden trüben
Diverses
- trüb!
- trübt!
- trüben Sie!
- getrübt
- trübend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor trüben:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
confundir | trüben | durcheinanderbringen; durcheinandergeraten; schlingern; vermengen; verwechseln; verwirren |
deslucir | trüben | schänden; verunstalten; verunzieren |
enturbiar | trüben | |
hacer turbio | trüben |
Synoniemen voor "trüben":
Wiktionary: trüben
trüben
Cross Translation:
verb
-
(transitiv) trübe, dunkel machen
- trüben → oscurecerse
-
(transitiv) etwas undurchsichtig machen
- trüben → empañar; enturbiar; enturbiarse; empañarse
-
(transitiv) übertragen: jemandes Stimmung beeinträchtigen
- trüben → enturbiarse; empañarse; nublarse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trüben | → enturbiar | ↔ roil — render turbid |
• trüben | → agitar; perturbar | ↔ troubler — rendre trouble. |
Computer vertaling door derden: