Duits
Uitgebreide vertaling voor tafeln (Duits) in het Spaans
tafeln:
-
tafeln (soupieren; dinieren; essen; speisen; genießen; ernähren; füttern; fressen; konsumieren)
cenar; comer; estar a la mesa; tomar-
cenar werkwoord
-
comer werkwoord
-
estar a la mesa werkwoord
-
tomar werkwoord
-
-
tafeln (mit Holz bedecken)
tirar con madera-
tirar con madera werkwoord
-
-
tafeln (stilvoll essen)
comer con estilo-
comer con estilo werkwoord
-
Conjugations for tafeln:
Präsens
- tafele
- tafelst
- tafelt
- tafelen
- tafelt
- tafelen
Imperfekt
- tafelte
- tafeltest
- tafelte
- tafelten
- tafeltet
- tafelten
Perfekt
- habe getafelt
- hast getafelt
- hat getafelt
- haben getafelt
- habt getafelt
- haben getafelt
1. Konjunktiv [1]
- tafele
- tafelest
- tafele
- tafelen
- tafelet
- tafelen
2. Konjunktiv
- tafelte
- tafeltest
- tafelte
- tafelten
- tafeltet
- tafelten
Futur 1
- werde tafeln
- wirst tafeln
- wird tafeln
- werden tafeln
- werdet tafeln
- werden tafeln
1. Konjunktiv [2]
- würde tafeln
- würdest tafeln
- würde tafeln
- würden tafeln
- würdet tafeln
- würden tafeln
Diverses
- tafel!
- tafelt!
- tafelen Sie!
- getafelt
- tafelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor tafeln:
Synoniemen voor "tafeln":
Computer vertaling door derden: