Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
tüchtig:
- sólido; detenidamente; honesto; detenido; seriamente; experto; mañoso; capaz; listo; descansado; talentoso; aprovechado; despierto; agudo; atractivo; sofisticado; cortante; diestro; afilado; ingenioso; espabilado; experimentado; habilidoso; buen mozo; concienzudo; capáz; excitado; vivo; nervioso; alegre; acalorado; agitadamente; caliente; animado; activo; ardiente; agitado; apto; competente; versado; hábil; perito; ducho; entrenado; certero; sabiondo; apuesto; inventivo; inteligente; notable; considerable; bastante; fuerte; desierto; amargado; encarnizado; resentido; salvaje; apasionado; feroz; subido; árido; brusco; riguroso; intenso; rudo; tajante; furioso; rabioso; agresivo; estridente; mordaz; chillón; acre; mordido; vehemente; yermo; empedernido; enconado; inhóspito; torvo; cáustico; sañudo
-
Wiktionary:
- tüchtig → capaz, apto, competente
- tüchtig → diestro, capaz, hábil, firme, considerable, respetable, bravo, leal, animoso, acomodado, adecuado, útil, utilizable, oportuno, cómodo, conveniente, decente, osado, valiente
Duits
Uitgebreide vertaling voor tüchtig (Duits) in het Spaans
tüchtig:
-
tüchtig (rechtschaffen; zuverlässig; gründlich; solide; dauerhaft; tauglich; gediegen; stabil; solid; handfest; fest; kräftig; robust; effektiv)
sólido; detenidamente; honesto; detenido; seriamente-
sólido bijvoeglijk naamwoord
-
detenidamente bijvoeglijk naamwoord
-
honesto bijvoeglijk naamwoord
-
detenido bijvoeglijk naamwoord
-
seriamente bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (geschickt; handlich; klug; treffend; pfiffig; spitzfindig; gewandt; tauglich; geübt; raffiniert; scharfsinnig; schlau)
experto; mañoso; capaz; listo; descansado; talentoso; aprovechado; despierto; agudo; atractivo; sofisticado; cortante; diestro; afilado; ingenioso; espabilado; experimentado; habilidoso; buen mozo-
experto bijvoeglijk naamwoord
-
mañoso bijvoeglijk naamwoord
-
capaz bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
descansado bijvoeglijk naamwoord
-
talentoso bijvoeglijk naamwoord
-
aprovechado bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
atractivo bijvoeglijk naamwoord
-
sofisticado bijvoeglijk naamwoord
-
cortante bijvoeglijk naamwoord
-
diestro bijvoeglijk naamwoord
-
afilado bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
espabilado bijvoeglijk naamwoord
-
experimentado bijvoeglijk naamwoord
-
habilidoso bijvoeglijk naamwoord
-
buen mozo bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (solide; gründlich; zuverlässig; gediegen; solid; effektiv; rechtschaffen)
detenido; detenidamente; honesto; concienzudo-
detenido bijvoeglijk naamwoord
-
detenidamente bijvoeglijk naamwoord
-
honesto bijvoeglijk naamwoord
-
concienzudo bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (klug; gescheit)
-
tüchtig (agitiert; aufgeregt; erhitzt; aufgeweckt; erregt; hitzig; feurig; frisch; lebhaft; munter; lebendig; aufgebracht; quick)
excitado; vivo; nervioso; alegre; acalorado; agitadamente; caliente; animado; despierto; activo; ardiente; agitado-
excitado bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
nervioso bijvoeglijk naamwoord
-
alegre bijvoeglijk naamwoord
-
acalorado bijvoeglijk naamwoord
-
agitadamente bijvoeglijk naamwoord
-
caliente bijvoeglijk naamwoord
-
animado bijvoeglijk naamwoord
-
despierto bijvoeglijk naamwoord
-
activo bijvoeglijk naamwoord
-
ardiente bijvoeglijk naamwoord
-
agitado bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (kundig; geübt; erfahren; geschult; fachmännisch; bewandert; sachverständig)
capaz; talentoso; listo; apto; competente; experto; versado; habilidoso; hábil; perito; diestro; ducho; entrenado; mañoso; certero; experimentado; sabiondo-
capaz bijvoeglijk naamwoord
-
talentoso bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
apto bijvoeglijk naamwoord
-
competente bijvoeglijk naamwoord
-
experto bijvoeglijk naamwoord
-
versado bijvoeglijk naamwoord
-
habilidoso bijvoeglijk naamwoord
-
hábil bijvoeglijk naamwoord
-
perito bijvoeglijk naamwoord
-
diestro bijvoeglijk naamwoord
-
ducho bijvoeglijk naamwoord
-
entrenado bijvoeglijk naamwoord
-
mañoso bijvoeglijk naamwoord
-
certero bijvoeglijk naamwoord
-
experimentado bijvoeglijk naamwoord
-
sabiondo bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (geistreich; kundig; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig)
perito; apuesto; hábil; diestro; ingenioso; listo; inventivo; ducho; inteligente; habilidoso-
perito bijvoeglijk naamwoord
-
apuesto bijvoeglijk naamwoord
-
hábil bijvoeglijk naamwoord
-
diestro bijvoeglijk naamwoord
-
ingenioso bijvoeglijk naamwoord
-
listo bijvoeglijk naamwoord
-
inventivo bijvoeglijk naamwoord
-
ducho bijvoeglijk naamwoord
-
inteligente bijvoeglijk naamwoord
-
habilidoso bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (stattlich; anständig; ordentlich; tapfer; stramm)
notable; considerable; bastante-
notable bijvoeglijk naamwoord
-
considerable bijvoeglijk naamwoord
-
bastante bijvoeglijk naamwoord
-
-
tüchtig (bitter entäuscht; verbittert; hell; wütend; hart; wüst; roh; wild; öde; grell; heftig; bissig; rüde; rasend; grimmig; stürmisch; höllisch; schneidig; klirrend; tobend; schnippisch; haarig; gellend; beißend; geharnischt)
fuerte; desierto; amargado; encarnizado; resentido; vivo; salvaje; agudo; apasionado; feroz; subido; árido; brusco; riguroso; intenso; rudo; tajante; furioso; rabioso; agresivo; cortante; estridente; mordaz; chillón; acre; mordido; vehemente; yermo; empedernido; enconado; inhóspito; torvo; cáustico; sañudo-
fuerte bijvoeglijk naamwoord
-
desierto bijvoeglijk naamwoord
-
amargado bijvoeglijk naamwoord
-
encarnizado bijvoeglijk naamwoord
-
resentido bijvoeglijk naamwoord
-
vivo bijvoeglijk naamwoord
-
salvaje bijvoeglijk naamwoord
-
agudo bijvoeglijk naamwoord
-
apasionado bijvoeglijk naamwoord
-
feroz bijvoeglijk naamwoord
-
subido bijvoeglijk naamwoord
-
árido bijvoeglijk naamwoord
-
brusco bijvoeglijk naamwoord
-
riguroso bijvoeglijk naamwoord
-
intenso bijvoeglijk naamwoord
-
rudo bijvoeglijk naamwoord
-
tajante bijvoeglijk naamwoord
-
furioso bijvoeglijk naamwoord
-
rabioso bijvoeglijk naamwoord
-
agresivo bijvoeglijk naamwoord
-
cortante bijvoeglijk naamwoord
-
estridente bijvoeglijk naamwoord
-
mordaz bijvoeglijk naamwoord
-
chillón bijvoeglijk naamwoord
-
acre bijvoeglijk naamwoord
-
mordido bijvoeglijk naamwoord
-
vehemente bijvoeglijk naamwoord
-
yermo bijvoeglijk naamwoord
-
empedernido bijvoeglijk naamwoord
-
enconado bijvoeglijk naamwoord
-
inhóspito bijvoeglijk naamwoord
-
torvo bijvoeglijk naamwoord
-
cáustico bijvoeglijk naamwoord
-
sañudo bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor tüchtig:
Synoniemen voor "tüchtig":
Wiktionary: tüchtig
tüchtig
Cross Translation:
adjective
-
zu etwas geeignet, in der Lage
- tüchtig → capaz; apto; competente
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tüchtig | → diestro; capaz; hábil | ↔ able — skillful |
• tüchtig | → firme | ↔ flink — sterk van karakter |
• tüchtig | → considerable | ↔ flink — groot van afmeting of hoeveelheid |
• tüchtig | → respetable | ↔ degelijk — (van personen) eerlijk, oprecht, net in zijn manieren |
• tüchtig | → bravo; leal; animoso | ↔ brave — courageux ; vaillant |
• tüchtig | → acomodado; adecuado; útil; utilizable; oportuno; cómodo; conveniente; decente | ↔ convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose. |
• tüchtig | → acomodado; adecuado; útil; utilizable | ↔ propice — Qui est favorable, en parlant de divinité, toute puissance, ou autorité dont nous pouvoir dépendre. |
• tüchtig | → osado; valiente; bravo; leal; animoso | ↔ vaillant — Qui a de la vaillance, qui est courageux. |