Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal sichzanken

Vertaal sichzanken van Duits naar Spaans

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. sichzanken:

Duits

Uitgebreide vertaling voor sichzanken (Duits) in het Spaans

sichzanken:

sichzanken werkwoord

  1. sichzanken (debattieren; streiten; argumentieren)
    discutir; argumentar; rebatir; disputar; contradecir; replicar; argüir
  2. sichzanken (sichstreiten; streiten; schimpfen; )
    disputar; discutir; pelear; regañar; altercar

Vertaal Matrix voor sichzanken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
discutir Streiten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
altercar keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken streiten
argumentar argumentieren; debattieren; sichzanken; streiten annehmen; argumentieren; aufstellen; auseinandersetzen; ausführlich erörtern; begründen; behaupten; bereden; besprechen; bestreiten; darlegen; demonstrieren; eineKundgebungabhalten; eineKundgebunghalten; feststellen; konstatieren; protestieren; widersprechen
argüir argumentieren; debattieren; sichzanken; streiten bestreiten; protestieren; widersprechen
contradecir argumentieren; debattieren; sichzanken; streiten aufmucken; bestreiten; leugnen; protestieren; verleugnen; verneinen; widersprechen
discutir argumentieren; debattieren; keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken ansprechen; aussprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; bestreiten; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern; konsultieren; protestieren; sich sanken; sich streiten; streiten; widersprechen
disputar argumentieren; debattieren; keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken debattieren; diskutieren
pelear keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken balgen; bekämpfen; bestreiten; drehen; drücken; fechten; klemmen; kämpfen; mit jemandem ringen; ringen; schlagen; schwingen; sich duellieren; sich keilen; sich prügeln; sich raufen; streiten; winden; wringen
rebatir argumentieren; debattieren; sichzanken; streiten ablehnen; abprallen; abschlagen; abweisen; ausschlagen; bestreiten; entkräften; protestieren; verweigern; verwerfen; widerlegen; widersprechen; zurückweisen
regañar keifen; schelten; schimpfen; sichstreiten; sichzanken; streiten; zanken anranzen; bestrafen; brabbeln; brummeln; brummen; ermahnen; faseln; glucksen; grunzen; heraussprudeln; kaudern; knurren; murmeln; murren; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen
replicar argumentieren; debattieren; sichzanken; streiten beitreten; bestreiten; protestieren; replizieren; widersprechen

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0311 seconde
Page rendered in 1.0 seconds