Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. sichekligbenehmen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor sichekligbenehmen (Duits) in het Spaans

sichekligbenehmen:

sichekligbenehmen werkwoord

  1. sichekligbenehmen (jammern; nörgeln; quaken; )
    chinchar; dar la tabarra; charlar; quejarse; cotorrear; parlotear

Vertaal Matrix voor sichekligbenehmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chinchar Piesacken; Zwiebeln
cotorrear Tassen Kaffee
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
charlar eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken Unsinn reden; babbeln; brabbeln; chatten; dummes Zeug verkaufen; eine Aussage machen; faseln; irre reden; klatschen; kommunizieren; konversieren; mit einander reden; mit einander sprechen; miteinander sprechen; phantasieren; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schnattern; schwafeln; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen
chinchar eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken abschwören; den Rauch in die Lunge einatmen; eitern; inhalieren; langweilig sein; salbadern; schwören
cotorrear eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken Unsinn reden; babbeln; brabbeln; dummes Zeug verkaufen; faseln; irre reden; klatschen; lästern; phantasieren; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; rascheln; rauschen; sausen; schnattern; schwafeln; schwatzen; schwätzen; säuseln; tratschen
dar la tabarra eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken beanstanden; flennen; heulen; jammern; klagen; langweilig sein; reklamieren; salbadern; schluchzen; sich beschweren; weinen; wimmern; winseln
parlotear eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken Unsinn reden; ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; brabbeln; deklamieren; dummes Zeug verkaufen; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; irre reden; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; phantasieren; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schnattern; schwafeln; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern
quejarse eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken beanstanden; flehen; flennen; heulen; jammern; klagen; meckern; schluchzen; sich beschweren; wehklagen; weinen; wimmern; winseln