Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. sichbedienen:


Duits

Uitgebreide vertaling voor sichbedienen (Duits) in het Spaans

sichbedienen:


Vertaal Matrix voor sichbedienen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cortar Abkappen; Abknipsen; Abschneiden; Abschpalten; Absondern; Abtrennen; Umhacken; Umhauen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cortar angeben; aufgeben; aufreißen; aufschlagen; aufschneiden; auftragen; bedienen; häufen; kleinmachen; schneiden; servieren; sichbedienen; tönen; verschnippeln; zerkleinern; zerstückeln Abkappen; abhauen; abhouwen; abkappen; abkoppeln; abreißen; abschließen; abschneiden; aufschneiden; ausschneiden; beeinträchtigen; bersten; durchhauen; durchschneiden; einkerben; einschneiden; entkoppeln; feinhacken; fällen; hacken; hindern; hobeln; in Stücke hacken; kappen; kerben; kleinmachen; knipsen; kürzen; loskoppeln; losreißen; losschneiden; scheiden; schlagen; schlußfolgern; schneiden; spalten; spleißen; splissen; streichen; stutzen; stören; teilen; trennen; umhauen; unterbrechen; verriegeln; versperren; wegreißen; wegschneiden; zerkleinern; zerlegen; zerreißen; zudrehen; zumachen; zuschliessen; zusperren
cortar en pedazos angeben; aufgeben; aufreißen; aufschlagen; aufschneiden; auftragen; bedienen; häufen; kleinmachen; schneiden; servieren; sichbedienen; tönen; verschnippeln; zerkleinern; zerstückeln hacken; in Stücke hacken; kleinmachen; zerkleinern; zerlegen; zerschneiden; zerstückeln
cucharear angeben; aufgeben; aufreißen; aufschlagen; aufschneiden; auftragen; bedienen; häufen; kleinmachen; schneiden; servieren; sichbedienen; tönen; verschnippeln; zerkleinern; zerstückeln
hacer pedazos angeben; aufgeben; aufreißen; aufschlagen; aufschneiden; auftragen; bedienen; häufen; kleinmachen; schneiden; servieren; sichbedienen; tönen; verschnippeln; zerkleinern; zerstückeln aufbrechen; aufreißen; beeinträchtigen; beschädigen; brechen; einschlagen; einwerfen; entzwei gehen; entzweireißen; erdrücken; feinmachen; feinmahlen; hacken; in Fetzen zerreißen; in Stücke brechen; in Stücke hacken; kaputtmachen; kaputtschlagen; kaputtziehen; kleinmachen; knacken; spleißen; splissen; verreiben; walzen; wegreißen; zerbrechen; zerfetzen; zerhacken; zerkleinern; zerlegen; zermahlen; zermalmen; zerquetschen; zerreißen; zerschlagen; zerschmeissen; zerschmettern; zertrümmern
presumir angeben; aufgeben; aufreißen; aufschlagen; aufschneiden; auftragen; bedienen; häufen; kleinmachen; schneiden; servieren; sichbedienen; tönen; verschnippeln; zerkleinern; zerstückeln Vermutung anstellen; annehmen; davon ausgehen; denken; glauben; mutmaßen; postulieren; schätzen; vermuten; voraussetzen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
cortar ausschneiden

Computer vertaling door derden: