Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal sich aufteilen

Vertaal sich aufteilen van Duits naar Spaans

Overzicht

Duits naar Spaans: Meer gegevens...

sich aufteilen:
- compartir; repartir; separar; distribuir; subdividir

Duits

Uitgebreide vertaling voor sich aufteilen (Duits) in het Spaans

sich aufteilen:

sich aufteilen werkwoord

sich aufteilen (sich teilen; sich trennen)
compartir; repartir; separar; distribuir; subdividir
- compartir werkwoord
- repartir werkwoord
- separar werkwoord
- distribuir werkwoord
- subdividir werkwoord

Vertaal Matrix voor sich aufteilen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
separar		Abkoppeln; Auseinandergehen; Ausnehmen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
compartir	sich aufteilen; sich teilen; sich trennen	aufgliedern; aufteilen; dividieren; freigeben; gliedern; scheiden; teilen; trennen; versenden
distribuir	sich aufteilen; sich teilen; sich trennen	abfertigen; aufgliedern; aufteilen; ausgeben; aushändigen; ausschütten; ausstellen; austeilen; bereitstellen; besorgen; disponieren; distribuieren; dividieren; einbringen; geben; gewähren; gliedern; herbeibringen; herbeischaffen; herumreichen; holen; liefern; rationieren; schaffen; scheiden; teilen; trennen; verabreichen; verbreiten; vermitteln; verschaffen; versenden; verteilen; zuteilen; überreichen
repartir	sich aufteilen; sich teilen; sich trennen	abgeben; abliefern; abschicken; anfordern; aufgliedern; aufteilen; ausgeben; aushändigen; ausliefern; ausschütten; ausstellen; austeilen; austragen; bereitstellen; besorgen; bestellen; bringen; distribuieren; dividieren; einbringen; einteilen; geben; gewähren; gliedern; gruppieren; gönnen; herbeibringen; herbeischaffen; herumreichen; holen; ins Haus schicken; insHausliefern; klassifizieren; liefern; ordnen; rundbringen; schaffen; scheiden; senden; sortieren; teilen; trennen; verabreichen; verbreiten; vermitteln; verschaffen; verschicken; verteilen; zuerkennen; zugestehen; zustellen; zuteilen; zuweisen; überreichen
separar	sich aufteilen; sich teilen; sich trennen	abbrechen; abhängen; abkoppeln; abnehmen; abreißen; abräumen; absondern; abspalten; abtrennen; anbrechen; andrehen; auf die Seite legen; aufdröseln; aufgliedern; aufholen; aufknoten; aufknöpfen; auflösen; aufmachen; aufteilen; auftrennen; aus der Fassung bringen; aus einander spleißen; auseinanderfasern; ausfasern; ausfransen; ausfädeln; aushecken; ausholen; auskuppeln; ausmisten; aussondern; beenden; beiseite legen; beiseitelegen; bestürzen; brechen; dividieren; einen Auszug machen; entbinden; entfernen; entfesseln; entheben; entknoten; entkoppeln; entnehmen; enträtseln; entsetzen; entwirren; extrahieren; fortnehmen; freilassen; gliedern; hamstern; horten; isolieren; lockern; loshaken; loskoppeln; loslösen; losmachen; losreißen; losziehen; lösen; scheiden; separieren; spleißen; splissen; teilen; treiben; trennen; unterbrechen; verwirren; wegholen; wegnehmen; wegreißen; zerbrechen; zerlegen; zerreißen; zurücklegen
subdividir	sich aufteilen; sich teilen; sich trennen	aufgliedern; aufteilen; dividieren; gliedern; scheiden; teilen; trennen; unterteilen; unterverteilen; verteilen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van sich aufteilen