Duits
Uitgebreide vertaling voor schikanieren (Duits) in het Spaans
schikanieren:
schikanieren werkwoord (schikaniere, schikanierst, schikaniert, schikanierte, schikaniertet, schikanier)
-
schikanieren (jemandem lästig fallen; plagen; zusetzen)
molestar; atormentar; fastidiar; castigar; afligir; gastar bromas-
molestar werkwoord
-
atormentar werkwoord
-
fastidiar werkwoord
-
castigar werkwoord
-
afligir werkwoord
-
gastar bromas werkwoord
-
-
schikanieren (piesacken; ärgern; triezen; provozieren; striezen; reizen; zusetzen)
provocar; fastidiar; hacer rabiar; irritar-
provocar werkwoord
-
fastidiar werkwoord
-
hacer rabiar werkwoord
-
irritar werkwoord
-
-
schikanieren (quälen; plagen; triezen; schinden; brutal vorgehen; belästigen; tyrannisieren; einschüchtern; wegekeln; piesacken; martern)
fastidiar; hacer la puñeta; molestar; provocar; incordiar-
fastidiar werkwoord
-
hacer la puñeta werkwoord
-
molestar werkwoord
-
provocar werkwoord
-
incordiar werkwoord
-
-
schikanieren (noergeln)
dar la lata; armar follón; dar el tostón-
dar la lata werkwoord
-
armar follón werkwoord
-
dar el tostón werkwoord
-
-
schikanieren (brutal vorgehen; brüskieren)
amargar; brutalizar; amargar la vida-
amargar werkwoord
-
brutalizar werkwoord
-
amargar la vida werkwoord
-
-
schikanieren (entgegenarbeiten; wettern; hindern; entgegenwirken; hintertreiben; imMagenliegen)
Conjugations for schikanieren:
Präsens
- schikaniere
- schikanierst
- schikaniert
- schikanieren
- schikaniert
- schikanieren
Imperfekt
- schikanierte
- schikaniertest
- schikanierte
- schikanierten
- schikaniertet
- schikanierten
Perfekt
- habe schikanier
- hast schikanier
- hat schikanier
- haben schikanier
- habt schikanier
- haben schikanier
1. Konjunktiv [1]
- schikaniere
- schikanierest
- schikaniere
- schikanieren
- schikanieret
- schikanieren
2. Konjunktiv
- schikanierte
- schikaniertest
- schikanierte
- schikanierten
- schikaniertet
- schikanierten
Futur 1
- werde schikanieren
- wirst schikanieren
- wird schikanieren
- werden schikanieren
- werdet schikanieren
- werden schikanieren
1. Konjunktiv [2]
- würde schikanieren
- würdest schikanieren
- würde schikanieren
- würden schikanieren
- würdet schikanieren
- würden schikanieren
Diverses
- schikanier!
- schikaniert!
- schikanieren Sie!
- schikanier
- schikanierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor schikanieren:
Synoniemen voor "schikanieren":
Wiktionary: schikanieren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schikanieren | → intimidar; acosar; chulear | ↔ bully — to intimidate |
• schikanieren | → brutalizar | ↔ brutaliseren — met grofheid of geweld bejegenen |
• schikanieren | → disputar; criticar; zaherir | ↔ chicaner — user de chicane. |
Computer vertaling door derden: