Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
- scharen:
-
Wiktionary:
- scharen → agrupar, coleccionar, acumular, reunir, juntar
Duits
Uitgebreide vertaling voor scharten (Duits) in het Spaans
scharen:
-
scharen (versammeln)
-
scharen (Geld auf der Bank tun; sparen; sammeln; versammeln; aufbewahren; übrigbehalten; ansammeln)
quedar; ahorrar; acumular; coleccionar; reunir; sobrar; juntar; combinar; acopiar; compilar; compaginar; economizar-
quedar werkwoord
-
ahorrar werkwoord
-
acumular werkwoord
-
coleccionar werkwoord
-
reunir werkwoord
-
sobrar werkwoord
-
juntar werkwoord
-
combinar werkwoord
-
acopiar werkwoord
-
compilar werkwoord
-
compaginar werkwoord
-
economizar werkwoord
-
-
scharen (versammeln; sammeln; ansammeln)
Conjugations for scharen:
Präsens
- schare
- schärst
- schärt
- scharen
- schart
- scharen
Imperfekt
- scharte
- schartest
- scharte
- scharten
- schartet
- scharten
Perfekt
- habe geschart
- hast geschart
- hat geschart
- haben geschart
- habt geschart
- haben geschart
1. Konjunktiv [1]
- schare
- scharest
- schare
- scharen
- scharet
- scharen
2. Konjunktiv
- scharte
- schartest
- scharte
- scharten
- schartet
- scharten
Futur 1
- werde scharen
- wirst scharen
- wird scharen
- werden scharen
- werdet scharen
- werden scharen
1. Konjunktiv [2]
- würde scharen
- würdest scharen
- würde scharen
- würden scharen
- würdet scharen
- würden scharen
Diverses
- schar!
- schart!
- scharen Sie!
- geschart
- scharend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor scharen:
Synoniemen voor "scharen":
Wiktionary: scharen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• scharen | → agrupar | ↔ grouper — Réunir |
• scharen | → coleccionar; acumular; reunir; juntar | ↔ rassembler — assembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser. |