Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal rannte

Vertaal rannte van Duits naar Spaans

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. rennen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor rannte (Duits) in het Spaans

rennen:

rennen werkwoord (renne, rennst, rennt, rannte, ranntet, gerannt)

  1. rennen (schnelllaufen; laufen; spurten; )
    correr; aumentar la velocidad al llegar cerca de la meta; ir corriendo; galopear; apresurarse; sprintar; trotar; dar prisa; acelerar; meter prisa; correr velozmente; darse prisa; ir al trote; ir al galope
  2. rennen (schnell laufen)
    galopar
  3. rennen
    correr rapidamente; galopar
  4. rennen (ein Rennen fahren)
    correr con motocicleta
  5. rennen (eilen; laufen; jagen; hasten)
    correr; apresurarse; darse prisa
  6. rennen (eilen; jagen; laufen; )
    hacer tempo

Conjugations for rennen:

Präsens
  1. renne
  2. rennst
  3. rennt
  4. rennen
  5. rennt
  6. rennen
Imperfekt
  1. rannte
  2. ranntest
  3. rannte
  4. rannten
  5. ranntet
  6. rannten
Perfekt
  1. habe gerannt
  2. hast gerannt
  3. hat gerannt
  4. haben gerannt
  5. habt gerannt
  6. haben gerannt
1. Konjunktiv [1]
  1. renne
  2. rennest
  3. renne
  4. rennen
  5. rennet
  6. rennen
2. Konjunktiv
  1. rännte
  2. ränntest
  3. rännte
  4. rännten
  5. ränntet
  6. rännten
Futur 1
  1. werde rennen
  2. wirst rennen
  3. wird rennen
  4. werden rennen
  5. werdet rennen
  6. werden rennen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde rennen
  2. würdest rennen
  3. würde rennen
  4. würden rennen
  5. würdet rennen
  6. würden rennen
Diverses
  1. renn!
  2. rennt!
  3. rennen Sie!
  5. gerannt
  6. rennend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor rennen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
correr Laufen; Rennen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acelerar eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen antreiben; aufjagen; aufpeitschen; aufreizen; beschleunigen; hetzen; rasen; spurten
apresurarse eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen aufjagen; auftreiben; beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; rasen; sich beeilen; sputen; wetzen
aumentar la velocidad al llegar cerca de la meta eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
correr eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen abtropfen; anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwirbeln; auslecken; bummeln; durchfallen; durchsickern; einRennenfahren; fliehen; fließen; flüchten; gehen; hasten; herauströpfeln; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; im Schritt gehen; jagen; laufen; lecken; rasen; schnell laufen; schreiten; sich fortbewegen; sickern; spazieren; spazierengehen; strömen; triefen; tropfen; tröpfeln; wandern; wegdrängen; wegschieben; zumachen; zuziehen
correr con motocicleta ein Rennen fahren; rennen
correr rapidamente rennen
correr velozmente eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
dar prisa eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen aufjagen; auftreiben; beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; rasen; sich beeilen; wetzen
darse prisa eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen aufjagen; auftreiben; beeilen; durchfallen; durchwühlen; eilen; hasten; hetzen; jagen; rasen; schnell laufen; sich beeilen; sputen; wetzen
galopar rennen; schnell laufen galoppieren
galopear eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
hacer tempo eilen; fangen; fegen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; springen; sprinten; spritzen; stürzen; tragen; wetzen
ir al galope eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
ir al trote eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
ir corriendo eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen eilen; hasten; hetzen; jagen; sich beeilen; wetzen
meter prisa eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen aufjagen; auftreiben; beeilen; eilen; hasten; hetzen; jagen; rasen; sich beeilen; sputen; wetzen
sprintar eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen
trotar eilen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rasen; rennen; schnelllaufen; schuften; springen; sprinten; spritzen; spurten; stürzen; traben; wettlaufen; wetzen auf den Strich gehen; tippeln

Synoniemen voor "rennen":


Wiktionary: rennen

rennen
verb
  1. (intransitiv) sich schnell zu Fuß fortbewegen, schnell laufen
Cross Translation:
FromToVia
• rennen → correr ↔ rennen — [A] 1. zeer snel lopen
• rennen → correr ↔ hollen — (ergatief) zeer snel lopen (gericht)
• rennen → correr ↔ run — to move quickly on two feet
• rennen → administración; control; dirección; manejo; organización ↔ running — the action of the verb to run
• rennen → correr ↔ courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0501 seconde
Page rendered in 1.0 seconds