Duits
Uitgebreide vertaling voor normieren (Duits) in het Spaans
normieren:
-
normieren (standardisieren)
unificar; normalizar; colocar normalmente-
unificar werkwoord
-
normalizar werkwoord
-
colocar normalmente werkwoord
-
-
normieren (normalisieren; standardisieren; regulieren; formalisieren)
estandarizar; formalizar; regularizar; normalizar-
estandarizar werkwoord
-
formalizar werkwoord
-
regularizar werkwoord
-
normalizar werkwoord
-
Conjugations for normieren:
Präsens
- normiere
- normierst
- normiert
- normieren
- normiert
- normieren
Imperfekt
- normierte
- normiertest
- normierte
- normierten
- normiertet
- normierten
Perfekt
- habe normiert
- hast normiert
- hat normiert
- haben normiert
- habt normiert
- haben normiert
1. Konjunktiv [1]
- normiere
- normierest
- normiere
- normieren
- normieret
- normieren
2. Konjunktiv
- normierte
- normiertest
- normierte
- normierten
- normiertet
- normierten
Futur 1
- werde normieren
- wirst normieren
- wird normieren
- werden normieren
- werdet normieren
- werden normieren
1. Konjunktiv [2]
- würde normieren
- würdest normieren
- würde normieren
- würden normieren
- würdet normieren
- würden normieren
Diverses
- normier!
- normiert!
- normieren Sie!
- normiert
- normierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie