Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
irre:
- estúpido; bobo; loco; burro; como loco; idiota; mentecato; loquillo; desconcertado; indolente; furioso; caótico; demente; chalado; curioso; confuso; absurdo; locamente; cú-cú; Juan Lanas; extraño; chiflado; perezoso; mudo; cucú; cretino; desequilibrado; tonto; raro; peculiar; ganso; perturbado; enmarañado; típico; desordenado; necio; característico; tontamente; con locura; loco de remate; descabellado; ofuscado; insano; obcecado; extranjero; sorprendente; ajeno; asombroso; particular; especial; exótico; singular; extravagante; embrollado; grande; gigante; enorme; inmenso; colosal; inmensamente; atónito; atrasado; bebido; mentalmente enfermo; demencial; tremendo; terriblemente; titánico; muchísimo; ingente; gigantesco; despampanante
-
irren:
- rodar; estar tirado; deambular; faltar; engañarse; fallar; equivocarse; encallar; fracasar; estar en un error; salir mal; perderse; salir fallido; embarrancar; ir mal; irse al carajo; irse al agua; errar; meter la pata; errarse; cometer un error; irse al traste; vagar; pasear; extraviarse; vagabundear
-
Wiktionary:
- irre → loco
- irre → trastornado, loco, aberrante, alienado, anormal
- irren → vagar, errar, equivocarse, equivocar, tropezar, divagar, callejear, vagabundear, aberrar
Duits
Uitgebreide vertaling voor irre (Duits) in het Spaans
irre:
-
irre (bekloppt; verrückt; gestört; blöd; geisteskrank; meschugge; übergeschnappt; dämlich; idiotisch; wahnsinnig; stumpfsinnig; bescheuert; irrsinnig; lächerlich; idiotenhaft; geistesschwach; wirr; wahnwitzig; närrisch; blödsinnig; unsinnig; blöde; töricht; verstört; unvernünftig)
estúpido; bobo; loco; burro; como loco; idiota; mentecato; loquillo; desconcertado; indolente; furioso; caótico; demente; chalado; curioso; confuso; absurdo; locamente-
estúpido bijvoeglijk naamwoord
-
bobo bijvoeglijk naamwoord
-
loco bijvoeglijk naamwoord
-
burro bijvoeglijk naamwoord
-
como loco bijvoeglijk naamwoord
-
idiota bijvoeglijk naamwoord
-
mentecato bijvoeglijk naamwoord
-
loquillo bijvoeglijk naamwoord
-
desconcertado bijvoeglijk naamwoord
-
indolente bijvoeglijk naamwoord
-
furioso bijvoeglijk naamwoord
-
caótico bijvoeglijk naamwoord
-
demente bijvoeglijk naamwoord
-
chalado bijvoeglijk naamwoord
-
curioso bijvoeglijk naamwoord
-
confuso bijvoeglijk naamwoord
-
absurdo bijvoeglijk naamwoord
-
locamente bijvoeglijk naamwoord
-
-
irre (bescheuert; verrückt; blöd; närrisch; gestört; dämlich; bekloppt; wirr; idiotisch; verstört; meschugge; blöde; blödsinnig; geisteskrank; wahnwitzig; geistesschwach; idiotenhaft; wahnsinnig; irrsinnig; übergeschnappt)
cú-cú; Juan Lanas; extraño; loco; chiflado; perezoso; mudo; cucú; desconcertado; absurdo; cretino; chalado; desequilibrado; tonto; raro; peculiar; ganso; locamente; perturbado; loquillo; como loco; enmarañado; curioso; típico; desordenado; necio; característico; tontamente; con locura; loco de remate; caótico; descabellado; indolente; ofuscado; insano; obcecado-
cú-cú bijvoeglijk naamwoord
-
Juan Lanas bijvoeglijk naamwoord
-
extraño bijvoeglijk naamwoord
-
loco bijvoeglijk naamwoord
-
chiflado bijvoeglijk naamwoord
-
perezoso bijvoeglijk naamwoord
-
mudo bijvoeglijk naamwoord
-
cucú bijvoeglijk naamwoord
-
desconcertado bijvoeglijk naamwoord
-
absurdo bijvoeglijk naamwoord
-
cretino bijvoeglijk naamwoord
-
chalado bijvoeglijk naamwoord
-
desequilibrado bijvoeglijk naamwoord
-
tonto bijvoeglijk naamwoord
-
raro bijvoeglijk naamwoord
-
peculiar bijvoeglijk naamwoord
-
ganso bijvoeglijk naamwoord
-
locamente bijvoeglijk naamwoord
-
perturbado bijvoeglijk naamwoord
-
loquillo bijvoeglijk naamwoord
-
como loco bijvoeglijk naamwoord
-
enmarañado bijvoeglijk naamwoord
-
curioso bijvoeglijk naamwoord
-
típico bijvoeglijk naamwoord
-
desordenado bijvoeglijk naamwoord
-
necio bijvoeglijk naamwoord
-
característico bijvoeglijk naamwoord
-
tontamente bijvoeglijk naamwoord
-
con locura bijvoeglijk naamwoord
-
loco de remate bijvoeglijk naamwoord
-
caótico bijvoeglijk naamwoord
-
descabellado bijvoeglijk naamwoord
-
indolente bijvoeglijk naamwoord
-
ofuscado bijvoeglijk naamwoord
-
insano bijvoeglijk naamwoord
-
obcecado bijvoeglijk naamwoord
-
-
irre (merkwürdig; eigenartig; komisch; wunderlich; irrsinnig; lächerlich; kurios; eigen; gediegen; seltsam)
extraño; extranjero; raro; sorprendente; peculiar; ajeno; asombroso; curioso; particular; especial; típico; exótico; singular; característico; extravagante-
extraño bijvoeglijk naamwoord
-
extranjero bijvoeglijk naamwoord
-
raro bijvoeglijk naamwoord
-
sorprendente bijvoeglijk naamwoord
-
peculiar bijvoeglijk naamwoord
-
ajeno bijvoeglijk naamwoord
-
asombroso bijvoeglijk naamwoord
-
curioso bijvoeglijk naamwoord
-
particular bijvoeglijk naamwoord
-
especial bijvoeglijk naamwoord
-
típico bijvoeglijk naamwoord
-
exótico bijvoeglijk naamwoord
-
singular bijvoeglijk naamwoord
-
característico bijvoeglijk naamwoord
-
extravagante bijvoeglijk naamwoord
-
-
irre (verwirrt; verworren; konfus; durcheinander; verstört; wirr)
-
irre (bekloppt; blöde; verrückt; blöd; idiotisch; lächerlich; dämlich; blödsinnig; bescheuert; gestört; wahnsinnig; närrisch; unvernünftig; irrsinnig; verstört; unsinnig; geisteskrank; hirnverbrannt; geistesschwach; idiotenhaft)
-
irre (kolossal; groß; riesig; toll; imposant; stark; ungeheuer; gewaltig; fabelhaft; großartig; riesenhaft; grandios; titanisch; eindrucksvoll; kapital; enorm; überwältigend; unermeßlich; immens; gigantisch; imponierend; himmelweit; triumphal)
-
irre (geistig durcheinander; verwirrt)
-
irre (irrsinnig; geisteskrank; wahnsinnig; verrückt; gestört; schwachsinnig; blödsinnig)
atrasado; loco; bebido; mentalmente enfermo; con locura; burro; idiota; locamente; descabellado; demencial-
atrasado bijvoeglijk naamwoord
-
loco bijvoeglijk naamwoord
-
bebido bijvoeglijk naamwoord
-
mentalmente enfermo bijvoeglijk naamwoord
-
con locura bijvoeglijk naamwoord
-
burro bijvoeglijk naamwoord
-
idiota bijvoeglijk naamwoord
-
locamente bijvoeglijk naamwoord
-
descabellado bijvoeglijk naamwoord
-
demencial bijvoeglijk naamwoord
-
-
irre (Sehrgrosmäsig; groß; gewaltig; gigantisch; flink; unermeßlich; titanisch; toll; hoch; riesig; fabelhaft; großartig; kapital; enorm; riesenhaft; immens; kolossal; himmelweit)
tremendo; enorme; inmensamente; terriblemente; titánico; muchísimo; inmenso; gigante; ingente; gigantesco; colosal; despampanante-
tremendo bijvoeglijk naamwoord
-
enorme bijvoeglijk naamwoord
-
inmensamente bijvoeglijk naamwoord
-
terriblemente bijvoeglijk naamwoord
-
titánico bijvoeglijk naamwoord
-
muchísimo bijvoeglijk naamwoord
-
inmenso bijvoeglijk naamwoord
-
gigante bijvoeglijk naamwoord
-
ingente bijvoeglijk naamwoord
-
gigantesco bijvoeglijk naamwoord
-
colosal bijvoeglijk naamwoord
-
despampanante bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor irre:
Synoniemen voor "irre":
Wiktionary: irre
irre
Cross Translation:
adjective
-
an einer Störung oder Fehlleistung des Geistes- und Seelenlebens (= Geisteskrankheit) leidend
- irre → loco
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• irre | → trastornado; loco | ↔ mad — insane (adj.) |
• irre | → aberrante; alienado; anormal | ↔ aberrant — Qui diffère de la normale. |
• irre | → loco; alienado | ↔ fou — Qualifie une personne ayant perdu la raison, étant atteinte d’aliénation mentale. |
irre vorm van irren:
-
irren (herumirren)
-
irren (abgehen; mißlingen; fehlschlagen; scheitern; schiefgehen; mißraten; auffliegen; danebengehen)
faltar; engañarse; fallar; equivocarse; encallar; fracasar; estar en un error; salir mal; perderse; salir fallido; embarrancar; ir mal; irse al carajo; irse al agua; errar; meter la pata; errarse; cometer un error; irse al traste-
faltar werkwoord
-
engañarse werkwoord
-
fallar werkwoord
-
equivocarse werkwoord
-
encallar werkwoord
-
fracasar werkwoord
-
estar en un error werkwoord
-
salir mal werkwoord
-
perderse werkwoord
-
salir fallido werkwoord
-
embarrancar werkwoord
-
ir mal werkwoord
-
irse al carajo werkwoord
-
irse al agua werkwoord
-
errar werkwoord
-
meter la pata werkwoord
-
errarse werkwoord
-
cometer un error werkwoord
-
irse al traste werkwoord
-
-
irren (umherschweifen; wandern; streifen; herumreisen; streichen; trampen; schweifen; streunen; herumspazieren; herumirren; schwalken; herumschlendern; herumwandeln; sichherumtreiben)
vagar; pasear; rodar; deambular; extraviarse; vagabundear-
vagar werkwoord
-
pasear werkwoord
-
rodar werkwoord
-
deambular werkwoord
-
extraviarse werkwoord
-
vagabundear werkwoord
-
Conjugations for irren:
Präsens
- irre
- irrst
- irrt
- irren
- irrt
- irren
Imperfekt
- irrte
- irrtest
- irrte
- irrten
- irrtet
- irrten
Perfekt
- habe geirrt
- hast geirrt
- hat geirrt
- haben geirrt
- habt geirrt
- haben geirrt
1. Konjunktiv [1]
- irre
- irrest
- irre
- irren
- irret
- irren
2. Konjunktiv
- irrte
- irrtest
- irrte
- irrten
- irrtet
- irrten
Futur 1
- werde irren
- wirst irren
- wird irren
- werden irren
- werdet irren
- werden irren
1. Konjunktiv [2]
- würde irren
- würdest irren
- würde irren
- würden irren
- würdet irren
- würden irren
Diverses
- irre!
- irrt!
- irren Sie!
- geirrt
- irrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor irren:
Synoniemen voor "irren":
Wiktionary: irren
irren
Cross Translation:
-
Orientierungslos sein, ohne Ortskenntnis umherlaufen, sich verlaufen
-
Falsch liegen, einem Fehler aufsitzen, einen Irrtum begehen
- irren → equivocarse; errar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• irren | → equivocar; errar | ↔ err — make a mistake |
• irren | → tropezar | ↔ slip — to err |
• irren | → errar; divagar; callejear; vagabundear | ↔ stray — to wander from a direct course |
• irren | → aberrar | ↔ vergissen — eerste betekenisomschrijving |
• irren | → divagar | ↔ divaguer — errer. |
• irren | → vagar; errar; vagabundear | ↔ errer — vaguer de côté et d’autre, aller çà et là. |
• irren | → equivocar | ↔ fauter — commettre une erreur, une faute |
• irren | → vagar; errar; vagabundear | ↔ vaguer — errer çà et là, aller de côté et d’autre à l’aventure. |