Duits
Uitgebreide vertaling voor geschehen (Duits) in het Spaans
geschehen:
-
geschehen (sich ereignen; passieren)
ocurrir; pasar; tener lugar; acontecer; acaecer; darse el caso-
ocurrir werkwoord
-
pasar werkwoord
-
tener lugar werkwoord
-
acontecer werkwoord
-
acaecer werkwoord
-
darse el caso werkwoord
-
-
geschehen (sich ereignen; passieren)
pasar; efectuarse; acontecer; suceder; ocurrir-
pasar werkwoord
-
efectuarse werkwoord
-
acontecer werkwoord
-
suceder werkwoord
-
ocurrir werkwoord
-
-
geschehen (passieren)
-
geschehen (zugestoßen; passiert)
Vertaal Matrix voor geschehen:
Synoniemen voor "geschehen":
Wiktionary: geschehen
geschehen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• geschehen | → ocurrir; suceder; pasar | ↔ happen — to occur |
• geschehen | → acontecer; advenir; acaecer; pasar | ↔ gebeuren — plaatshebben, werkelijkheid worden |
• geschehen | → llegar; conseguir; ocurrir; tener éxito; acertar; lograr; acontecer | ↔ arriver — parvenir à destination. — note Sans complément, on sous-entend que la destination est le lieu où se tient le locuteur. |