Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
genannt:
- llamado; conocido como; de nombre; titulado; alias; supuesto; lo que se ha dado en llamar; pretendido; apodado; pseudo; lo que se denomina; presunto; arriba mencionado; antedicho; anteriormente mencionado; sobredicho; ya citado; anteriormente citado; en lo alto; lo que precede; ya mencionado; en lo alto de
- nennen:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor genannt (Duits) in het Spaans
genannt:
-
genannt (geheißen; alias)
llamado; conocido como; de nombre; titulado-
llamado bijvoeglijk naamwoord
-
conocido como bijvoeglijk naamwoord
-
de nombre bijvoeglijk naamwoord
-
titulado bijvoeglijk naamwoord
-
-
genannt (geheißen; alias)
titulado; llamado; alias; de nombre; conocido como-
titulado bijvoeglijk naamwoord
-
llamado bijvoeglijk naamwoord
-
alias bijvoeglijk naamwoord
-
de nombre bijvoeglijk naamwoord
-
conocido como bijvoeglijk naamwoord
-
-
genannt (alias; sogenannte; sogenannt; mit dem Beinamen; betitelt)
supuesto; lo que se ha dado en llamar; pretendido; apodado; pseudo; lo que se denomina; presunto; titulado-
supuesto bijvoeglijk naamwoord
-
lo que se ha dado en llamar bijvoeglijk naamwoord
-
pretendido bijvoeglijk naamwoord
-
apodado bijvoeglijk naamwoord
-
pseudo bijvoeglijk naamwoord
-
lo que se denomina bijvoeglijk naamwoord
-
presunto bijvoeglijk naamwoord
-
titulado bijvoeglijk naamwoord
-
-
genannt (obenstehend; obengenannt; vorgemeldet; vorgenannt; obenerwähnt; obige; vorerwähnt; droben; darüber)
arriba mencionado; antedicho; anteriormente mencionado; sobredicho; ya citado; anteriormente citado; en lo alto; lo que precede; ya mencionado; en lo alto de-
arriba mencionado bijvoeglijk naamwoord
-
antedicho bijvoeglijk naamwoord
-
anteriormente mencionado bijvoeglijk naamwoord
-
sobredicho bijvoeglijk naamwoord
-
ya citado bijvoeglijk naamwoord
-
anteriormente citado bijvoeglijk naamwoord
-
en lo alto bijvoeglijk naamwoord
-
lo que precede bijvoeglijk naamwoord
-
ya mencionado bijvoeglijk naamwoord
-
en lo alto de bijvoeglijk naamwoord
-
-
genannt (geheißen; betitelt; alias)
Vertaal Matrix voor genannt:
Synoniemen voor "genannt":
genannt vorm van nennen:
-
nennen (benennen; ernennen)
-
nennen (benennen; ernennen)
llamar; nombrar; nombrar como; calificar; mencionar; titular; designar; calificar de; poner el nombre de-
llamar werkwoord
-
nombrar werkwoord
-
nombrar como werkwoord
-
calificar werkwoord
-
mencionar werkwoord
-
titular werkwoord
-
designar werkwoord
-
calificar de werkwoord
-
poner el nombre de werkwoord
-
-
nennen (melden; erwähnen; erklären; ausschreiben; mitteilen; benennen; bekanntgeben; informieren; titulieren)
-
nennen (aufführen; aufzählen)
Conjugations for nennen:
Präsens
- nenne
- nennst
- nennt
- nennen
- nennt
- nennen
Imperfekt
- nannte
- nanntest
- nannte
- nannten
- nanntet
- nannten
Perfekt
- habe genannt
- hast genannt
- hat genannt
- haben genannt
- habt genannt
- haben genannt
1. Konjunktiv [1]
- nenne
- nennest
- nenne
- nennen
- nennet
- nennen
2. Konjunktiv
- nännte
- nänntest
- nännte
- nännten
- nänntet
- nännten
Futur 1
- werde nennen
- wirst nennen
- wird nennen
- werden nennen
- werdet nennen
- werden nennen
1. Konjunktiv [2]
- würde nennen
- würdest nennen
- würde nennen
- würden nennen
- würdet nennen
- würden nennen
Diverses
- nenn!
- nennt!
- nennen Sie!
- genannt
- nennend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor nennen:
Synoniemen voor "nennen":
Wiktionary: nennen
nennen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• nennen | → llamarse | ↔ be called — to have a specific name |
• nennen | → llamar | ↔ call — to name or refer to |
• nennen | → denominar; nombrar | ↔ name — to give a name to |
• nennen | → precisar; especificar | ↔ name — to identify, define, specify |
• nennen | → nombrar; elegir; escoger | ↔ name — to mention, specify |
• nennen | → declarar | ↔ state — make known |
• nennen | → apellidar; denominar | ↔ noemen — met een naam aanduiden |
• nennen | → denominar; apellidar | ↔ dopen — een naam geven |
• nennen | → citar; referir | ↔ citer — juri|fr assigner à comparaître devant une juridiction civile ou religieux. |
• nennen | → mencionar | ↔ mentionner — citer, nommer ou indiquer, de vive voix ou par écrit. |
• nennen | → nombrar; nominar; llamar | ↔ nommer — Attribuer, imposer un nom à une personne ou une chose. (Sens général). |
Computer vertaling door derden: