Home ->Woordenboeken ->Duits/Spaans ->Vertaal gemischt

Vertaal gemischt van Duits naar Spaans

Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. gemischt:
  2. mischen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor gemischt (Duits) in het Spaans

gemischt:

gemischt bijvoeglijk naamwoord

  1. gemischt
    mixto; mezclado; variado
  2. gemischt (kunterbunt)
    mezclado; mixto
  3. gemischt (durchgerührt)
    mezclado; mixto; removido

Vertaal Matrix voor gemischt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mezclado durchgerührt; gemischt; kunterbunt durcheinander; durcheinandergeworfen; fahrlässig; kunterbunt; schlampig; sorglos; unachtsam; unordentlich; zerzaust
mixto durchgerührt; gemischt; kunterbunt männlich und weiblich
removido durchgerührt; gemischt
variado gemischt divers; mannigfaltig; schwankend; unbeständig; variabel; variierend; verschiedenartig; wandelbar; wechselhaft; wechselnd

Synoniemen voor "gemischt":


Wiktionary: gemischt

Cross Translation:
FromToVia
• gemischt → misceláneo; varios ↔ miscellaneous — consisting of a variety of ingredients or parts
• gemischt → mixto ↔ mixed — including both males and females

gemischt vorm van mischen:

mischen werkwoord (mische, mischst, mischt, mischte, mischtet, gemischt)

  1. mischen (rühren; bewegen)
    mezclar; mover
  2. mischen (vermengen; mengen; vermischen; anrühren)
    mezclar; mezclarse
  3. mischen (durcheinanderbringen; mengen; durchschütteln)
    mezclar; remover

Conjugations for mischen:

Präsens
  1. mische
  2. mischst
  3. mischt
  4. mischen
  5. mischt
  6. mischen
Imperfekt
  1. mischte
  2. mischtest
  3. mischte
  4. mischten
  5. mischtet
  6. mischten
Perfekt
  1. habe gemischt
  2. hast gemischt
  3. hat gemischt
  4. haben gemischt
  5. habt gemischt
  6. haben gemischt
1. Konjunktiv [1]
  1. mische
  2. mischest
  3. mische
  4. mischen
  5. mischet
  6. mischen
2. Konjunktiv
  1. mischte
  2. mischtest
  3. mischte
  4. mischten
  5. mischtet
  6. mischten
Futur 1
  1. werde mischen
  2. wirst mischen
  3. wird mischen
  4. werden mischen
  5. werdet mischen
  6. werden mischen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde mischen
  2. würdest mischen
  3. würde mischen
  4. würden mischen
  5. würdet mischen
  6. würden mischen
Diverses
  1. misch!
  2. mischt!
  3. mischen Sie!
  5. gemischt
  6. mischend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor mischen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mezclar Mengen; Mischen; Mixen; Vermischen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mezclar anrühren; bewegen; durcheinanderbringen; durchschütteln; mengen; mischen; rühren; vermengen; vermischen anfügen; beifügen; beigeben; beimischen; durcheinanderwerfen; hineintun; hinzufügen; hinzukommen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; verwechseln; zufügen
mezclarse anrühren; mengen; mischen; vermengen; vermischen bemühen; zusammenlaufen
mover bewegen; mischen; rühren ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; anfangen; anrühren; anschüren; antun; aufschütteln; aufstellen; austreiben; beisetzen; berühren; besiegen; betreffen; betten; bewegen; bieten; brühen; bummeln; einführen; einlassen; einlegen; einordnen; einräumen; einrücken; einsetzen; einstellen; einteilen; einweisen; erregen; etwas umstellen; fortbewegen; fügen; gehen; gruppieren; hantieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; im Schritt gehen; installieren; laichen; laufen; legen; mobilisieren; mobilmachen; rühren; rütteln; schalten; schlagen; schlingen; schreiten; schüren; setzen; sich fortbewegen; spazieren; spazierengehen; stationieren; stecken; stellen; treffen; umruhren; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen; verrücken; verschieben; verschleppen; verstellen; vor sich hertreiben; vorwärts treiben; wandern; wegbegeben; wricken; wriggeln; zur Seite rücken
remover durcheinanderbringen; durchschütteln; mengen; mischen abbauen; abnehmen; abschwächen; bewegen; durchwühlen; entnehmen; fallen; fortnehmen; herabmindern; herabsetzen; in Bewegung bringen; kürzen; mindern; nachlassen; rauben; reduzieren; rühren; schmälern; schrumpfen; schwinden; schwächen; setzen; sich regen; sinken; sparen; stehlen; umziehen; verknappen; vermindern; verringern; versiegen; wegholen; wegnehmen; zurückgehen; zusammengehen

Synoniemen voor "mischen":


Wiktionary: mischen

mischen
verb
  1. vermengen; kombinieren; vereinen (ohne spezielle Anordnung)
Cross Translation:
FromToVia
• mischen → amalgamar; unir; fusionar ↔ amalgamate — to combine or blend
• mischen → mezclar; combinar ↔ blend — to mix
• mischen → mezclar ↔ mix — stir two or more substances together
• mischen → mezclar; barajear; barajar ↔ shuffle — to put in a random order
• mischen → aliar; alear ↔ allier — unir par une entente, un pacte. Ce verbe est alors généralement pronominal.
• mischen → mezclar ↔ mélanger — Unir plusieurs choses ensemble pour former un tout
• mischen → volver; tornar; voltear; devolver; mezclar; invertir ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0810 seconde
Page rendered in 1.0 seconds