Overzicht
Duits naar Spaans: Meer gegevens...
-
gelassen:
- estoico; imperturbable; tranquilo; sereno; inmutable; despreocupado; desinteresado; sin preocupaciones; paciente; sumiso; pasivo; indulgente; clemente; tranquilamente; equilibrado; controlado; resignado; dócil; sufrido; virgen; intacto; entero; quito; no corroído; no atacado; creído; agotado; impávido; pijo; inalterable; nuevo; vacío; ciego; vano; reciente; falso; presumido; astuto; moderno; vanidoso; ocioso; engreído; íntegro; desocupado; exhausto; desinflado; vacuo; vanal; impertérrito; sin usar; sin probar; sin afectación; sin emoción
- lassen:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor gelassen (Duits) in het Spaans
gelassen:
-
gelassen (geduldig; stoisch)
-
gelassen (gleichmütig; ruhig; herzlich; friedlich; entgegenkommend; unbewegt; zugänglich; liebenswürdig; freundschaftlich; sanft; freundlich; jovial)
tranquilo; sereno; inmutable; imperturbable-
tranquilo bijvoeglijk naamwoord
-
sereno bijvoeglijk naamwoord
-
inmutable bijvoeglijk naamwoord
-
imperturbable bijvoeglijk naamwoord
-
-
gelassen (unbewegt; unerschütterlich; unberührt; teilnahmslos; unbeteiligt; ungerührt)
despreocupado; desinteresado; sin preocupaciones-
despreocupado bijvoeglijk naamwoord
-
desinteresado bijvoeglijk naamwoord
-
sin preocupaciones bijvoeglijk naamwoord
-
-
gelassen (geduldig; fügsam; langmütig; passiv; sich fügend)
paciente; sumiso; pasivo; indulgente-
paciente bijvoeglijk naamwoord
-
sumiso bijvoeglijk naamwoord
-
pasivo bijvoeglijk naamwoord
-
indulgente bijvoeglijk naamwoord
-
-
gelassen (geduldig)
-
gelassen (sorglos; unbekümmert; ruhig; leicht; locker; luftig; unbesorgt; sorgenlos; unaufmerksam; unachtsam; ungerührt; ausgelassen; nachlässig; spielerisch; gedankenlos)
sin preocupaciones; tranquilo; tranquilamente-
sin preocupaciones bijvoeglijk naamwoord
-
tranquilo bijvoeglijk naamwoord
-
tranquilamente bijvoeglijk naamwoord
-
-
gelassen (im Gleichgewicht sein; ausgeglichen; harmonisch)
-
gelassen (langmütig; geduldig)
-
gelassen (ergeben)
-
gelassen (unberührt; rein; unangetastet; gleichgültig; unversehrt; unbewegt)
virgen; intacto; entero; quito; no corroído; no atacado-
virgen bijvoeglijk naamwoord
-
intacto bijvoeglijk naamwoord
-
entero bijvoeglijk naamwoord
-
quito bijvoeglijk naamwoord
-
no corroído bijvoeglijk naamwoord
-
no atacado bijvoeglijk naamwoord
-
-
gelassen (unbenutzt; ungerührt; unbewegt; neu; ungebraucht; unangetastet; rein; ledig; leer; heil; frisch; gleichgültig; unversehrt; intakt; unberührt; nichtig; freistehend; ungekünstelt; ungekürzt)
creído; agotado; impávido; no atacado; pijo; intacto; inalterable; imperturbable; nuevo; vacío; entero; ciego; vano; reciente; falso; presumido; virgen; astuto; sereno; moderno; vanidoso; ocioso; engreído; íntegro; desocupado; exhausto; desinflado; inmutable; vacuo; vanal; impertérrito; no corroído; sin usar; sin probar; sin afectación; sin emoción-
creído bijvoeglijk naamwoord
-
agotado bijvoeglijk naamwoord
-
impávido bijvoeglijk naamwoord
-
no atacado bijvoeglijk naamwoord
-
pijo bijvoeglijk naamwoord
-
intacto bijvoeglijk naamwoord
-
inalterable bijvoeglijk naamwoord
-
imperturbable bijvoeglijk naamwoord
-
nuevo bijvoeglijk naamwoord
-
vacío bijvoeglijk naamwoord
-
entero bijvoeglijk naamwoord
-
ciego bijvoeglijk naamwoord
-
vano bijvoeglijk naamwoord
-
reciente bijvoeglijk naamwoord
-
falso bijvoeglijk naamwoord
-
presumido bijvoeglijk naamwoord
-
virgen bijvoeglijk naamwoord
-
astuto bijvoeglijk naamwoord
-
sereno bijvoeglijk naamwoord
-
moderno bijvoeglijk naamwoord
-
vanidoso bijvoeglijk naamwoord
-
ocioso bijvoeglijk naamwoord
-
engreído bijvoeglijk naamwoord
-
íntegro bijvoeglijk naamwoord
-
desocupado bijvoeglijk naamwoord
-
exhausto bijvoeglijk naamwoord
-
desinflado bijvoeglijk naamwoord
-
inmutable bijvoeglijk naamwoord
-
vacuo bijvoeglijk naamwoord
-
vanal bijvoeglijk naamwoord
-
impertérrito bijvoeglijk naamwoord
-
no corroído bijvoeglijk naamwoord
-
sin usar bijvoeglijk naamwoord
-
sin probar bijvoeglijk naamwoord
-
sin afectación bijvoeglijk naamwoord
-
sin emoción bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gelassen:
Synoniemen voor "gelassen":
Wiktionary: gelassen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gelassen | → sereno | ↔ serene — peaceful, calm |
• gelassen | → sosegado; tranquilo; quieto | ↔ calme — Qui est sans turbulence, sans agitation, tant au sens physique qu’au sens moral. |
• gelassen | → sosegado; tranquilo; quieto | ↔ tranquille — Qui est paisible, calme, sans agitation. |
lassen:
-
lassen (gewähren; hinterlassen; zulassen; erlauben; gutheißen; leiden; ewähren; eingehen; zustimmen; vergönnen; gestatten; einwilligen; genehmigen; hereinlassen; entschuldigen; dulden; bewilligen; beipflichten; einlassen; gönnen; vorlassen; entbinden; freilassen; hineinlassen)
dejar; permitir; darse el lujo de; admitir; consentir; permitirse-
dejar werkwoord
-
permitir werkwoord
-
darse el lujo de werkwoord
-
admitir werkwoord
-
consentir werkwoord
-
permitirse werkwoord
-
-
lassen (genehmigen; erlauben; zulassen; gewähren; gestatten; bekräftigen; entgegenkommen; austeilen; gutheißen; bewilligen; gestehen; nachgeben; einräumen; einwilligen; eingestehen)
Conjugations for lassen:
Präsens
- lasse
- läßt
- läßt
- lassen
- laßt
- lassen
Imperfekt
- ließ
- ließt
- ließ
- liessen
- ließt
- liessen
Perfekt
- habe gelassen
- hast gelassen
- hat gelassen
- haben gelassen
- habt gelassen
- haben gelassen
1. Konjunktiv [1]
- lasse
- lassest
- lasse
- lassen
- lasset
- lassen
2. Konjunktiv
- ließ
- ließt
- ließ
- liessen
- ließt
- liessen
Futur 1
- werde lassen
- wirst lassen
- wird lassen
- werden lassen
- werdet lassen
- werden lassen
1. Konjunktiv [2]
- würde lassen
- würdest lassen
- würde lassen
- würden lassen
- würdet lassen
- würden lassen
Diverses
- lasse!
- lasset!
- lassen Sie!
- gelassen
- lassend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor lassen:
Synoniemen voor "lassen":
Wiktionary: lassen
lassen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lassen | → tensar | ↔ flex — to tighten one's muscles |
• lassen | → tener | ↔ have — cause to be |
• lassen | → dejar | ↔ leave — To cause to remain as available, not take away, refrain from depleting |
• lassen | → dejar; permitir | ↔ let — to allow |
• lassen | → hacer | ↔ make — to cause to do |
• lassen | → obligar | ↔ make — to force to do |
• lassen | → dejar | ↔ laten — aansporing |
• lassen | → dejar | ↔ laten — vertrekken |
• lassen | → dejar | ↔ laten — niets veranderen |
• lassen | → dejar | ↔ laten — niet doen |
• lassen | → dejar | ↔ laisser — quitter quelqu'un ou quelque chose. |
Computer vertaling door derden: