Overzicht
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. eins:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor eins (Duits) in het Spaans

eins:

eins bijvoeglijk naamwoord

  1. eins (einer; Eins; eines; erst)
    completamente solo; solo

eins

  1. eins (was; etwas; eines; es)

Vertaal Matrix voor eins:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
solo Einzelsang; Solo; Solopart; Solopartie; Solosang; Solospiel
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
lo cual eines; eins; es; etwas; was
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
completamente solo Eins; einer; eines; eins; erst
lo cual dasjenige; welcher; welches
solo Eins; einer; eines; eins; erst abgeschieden; abgesondert; absonderlich; alleinstehend; apart; einsam; einzeln; einzelstehend; frei; freistehend; gesondert; getrennt; in der Einzahl; separat; unabhängig; vereinsamt; verlassen; öde

Wiktionary: eins

eins
  1. die Kardinalzahl zwischen null und zwei

Cross Translation:
FromToVia
eins uno one — cardinal number 1
eins una y cuarto quarter past — translations for quarter past one
eins un; uno; una één — de inhoud van de kleinste niet-lege verzameling

Verwante vertalingen van eins